467
kinderen bevredigd zag, waarop deze uit vereering voor Habib den
Hindoe-godsdienst afzwoer en den Islam omhelsde en Habib benoemde
tot Djamidar, of bevelhebber over 1000 soldaten.
In deze laatste betrekking bleef Habib ongeveer één jaar, om zich
daarna te Calcutta te vestigen als goudwerker en vergulder.
Zich voornamelijk bezig houdende met het zuiveren van gouderts,
verdiende hij daarmede vaak 100 dollars daags, zoodat hij weldra
eene villa, Golkat geheeten, kon bewonen, die niet minder dan 600
dollars 's maands aan huur deed.
Na gedurende eenige jaren te Calcutta verbleven te zijn, en veel
geld verzameld te hebben, kon hij niet langer weerstand bieden aan
zijn zucht tot reizen.
Ook Europa wenschende te leeren kennen, bezocht hij achtereen
volgens Italië, Duitschland en Frankrijk, ging daarna over Constan-
tinopel naar Mekka, bereisde eindelijk Engelsch-Indië, bracht o. a.
3 maanden te Bombay, 7 maanden te Hyderabad en 3 maanden te
Kalikoet door, om ten slotte aan te landen te Singapore.
Aldaar 11 maanden lang verbleven zijnde, kwam Habib in aan
raking met den machtigen Maharadja van Johore, in wiens dienst
hij geraakte op een inkomen van 2000 dollars 'sjaars.
Aldaar belast met de zorg, om het inwendig bestuur op beteren
leest te schoeien, vertoefde hij er jaar, en begaf hij zich daarop
via Penang op een schoener van Toekoe Main van Ajer-Laboe naar
Pedir en verder per sampang naar Atjeh, om er de gewichtige rol
in lateren tijd te vervullen, aan velen onzer bekend.
Zijne komst te Atjeh had plaats in de maand Djoemadil Awal
van het jaar 1261, alzoo in 1864, toen Habib den leeftijd van 32
jaren had bereikt.
Na gedurende 3 dagen in kampong Djawa verbleven te zijn, ver
huisde Habib naar kampong Lamsepong, alwaar een zekere Habib
Mohamed Mahaldi woonde, die door zijne relatiën wist te bewerken,
dat Habib bij den Sultan Ibrahim Mansjoer Sjah toegelaten werd.
Deze Sultan, die in die dagen met veel tweespalt onder zijne
hoofden te kampen had en wiens gezag in de laatste jaren zeer
aan het tanen was, zag reeds spoedig in den energieken vreem
deling, van wiens vleienden ontslagbrief, hem door den Sultan van