476
Van de 12 Hoofdeu, welke aan deze vergadering deelnamen,
waren 7 tot onderwerping genegen, terwijl de 5 overigen den oorlog
verlangden voort te zetten.
In dezen stand van zaken viel toevallig aau Habib een brief in
handen, door den Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden gericht
aau Toekoe Moeda Bait in antwoord op een van dat Hoofd door
den Gouverneur ontvangen schrijven.
Habib beantwoordde dezen brief, aangezien Toekoe Moeda Bait
afwezig vas en alsnu volgde tusschen hem en den Gouverneur eene
briefwisseling, die ten gevolge had zijne, Habib's, onderwerpiug. Deze
gebeurtenis had te Kota-Radja plaats op den 13en October 1878.
Staande de onderhandelingen, tusschen Habib en den Gouverneur
gevoerd, liet Habib steeds voortgaan met het maken van nieuwe
versterkingen, waaraan dag en nacht moest worden gewerkt.
Habib deed zulks in de eerste plaats, om zoo de onderhandelingen
met het gouvernement mochten afspringen, niet onvoorbereid te zijn,
doch tevens om de achterdocht der bevolking niet op te wekken.
Het eind van het lied was echter de onderwerping te Anaq Galong, wer-
waarts Habib, uit vrees van door kwaadwilligen bemoeielijkt te worden,
des nachts reisde en de marsch van daar naar Kota-Radja, maakte in ge
zelschap van den majoor Geij van Pittius en den adsistent-resident Sol.
Wij zijn de vorenstaande mededeelingen verschuldigd aan de aan-
teekeningen van den korten tijd geleden overleden kapitein ter zee
van der Hegge Spies, die zooals reeds in den aanvang van ons op
stel vermeld werd, Habib Abdoel Rachman na zijne onderwerping
per oorlogsstoomer naar Djeddah overbracht.
De Inlandsche schrijver Mahmoed Arif stond hem hierbij ter zijde.
In hoever Habib in zijne gesprekken met den kapitein ter zee,
daarbij der waarheid trouw gebleven is, is ons onbekendin elk
geval zijn Habib's mededeelingen voor ons van veel belang, om die
te toetsen aan hetgeen den Gouverneurs van Atjeh van andere zijden
achtereenvolgens is bekend geworden.
De kolonel van der Hegge Spies voegde aan zijne mededeelingen
bij wijze van appendix nog toe, dat naar Habib's gevoelen door de
Hollanders voornamelijk moesten worden bezet