BEREDEN COMPAGNIESCOMMANDANTEN. „Tot verzekering van een degelijke oefening in tijd van vrede en van een behoorlijke aanvoering, is het een dringende noodzakelijkheid, dat de commandant der tactische eenheid bereden zij, vooral is dit het geval in terreinen, die door hun eigenaardigen vorm en bijzondere gesteldheid aanleiding geven tot groepeering der gevechtskracht over een breed front. In het Duitsche, Oostenrijksche, Fraosche en gedeeltelijk ook in het Italiaansche leger zijn de compagniescom mandanten dientengevolge bereden." Aldus de HH. Popp en Hoogeboom in het door hen uitgegeven werk over tactiek, gebaseerd op Buropeesche toestanden. Ook echter voor ons Indisch leger onderschrijf ik deze meening, welke waar schijnlijk ook zal hebben voorgezeten, toen eenige jaren geleden van hoogerhand een aanschrijving kwam met de aanbeveling, het paardrijden der compagniescommandanten aan te moedigen, terwijl daarbij wellicht ook werd gedacht aan de treurige figuur, die enkele, overigens verdienstelijke hoofdofficieren te paard maakten, door gebrek aan oefening in hun kapiteinstijd. Ook het toekennen van paardenfourage aan het oudste gedeelte der kapiteins, mits in het bezit van een rijpaard, wijst op deze laatste gedachte. Om welke reden werd nu onlangs, in strijd met de vroegere vrij gevige bepalingen door den Chef der infanterie, een circulaire uitge vaardigd, waarin deze zich geen voorstander toont van het bereden zijn der compagniescommandanten en hoewel de regeling daarvan voorloopig aan de korpscommandanten overlatende, toch aandringt op beperking. Zijn de motieven van zijn voorgangers niet meer van kracht? Ik geloof van wel, de reden moet echter elders worden gezocht. Iedere goede bepaling, verkeerd toegepast, staat gelijk met een wan- bepaling en geeft aanleiding tot misbruiken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 507