480 Met het oog op het vorenstaande is een beperking van het bereden zijn der compagniescommandanten alleszins gewettigd. De circulaire van den Chef der infanterie geeft echter niet positief aan. wat hij wenscht. Met eenige wenken, laat hij voorloopig de regeling over aan H.H. korpscommandanten, met dit gevolg, dat thans bij geen twee korpsen dezelfde bepalingen best.aaD. De een schaft het rijden zijner compagniescommandanten in dienst nagenoeg geheel af, een ander laat ze alleen bij gesloten exercitiën te voet komen, enz. Ik voor mij geloof, dat meer positieve voorschriften nuttig en noodig zijn. Het oudste */4 gedeelte der kapiteins heeft in het bezit van een rijpaard zijnde paardenfourage. Zij, die daartoe behooren en er een paard op nahouden, zijn voorzeker degenen, die in aanmerking wenschente komen voor den hoofdofficiersrang. Het is wenschelijk, om dezulken behalve bij gesloten exercitiën, wanneer het ook voor de gelijkvormigheid niet geweuscht is bij alle oefeningen te paard te laten komen. Verder worde dezelfde gunst toegestaan aan kapiteins, die, ter beoordeeling van den korpscommandant, voldoende bereden zijn. Men zal hiertegen misschien aanvoeren, dat tegenwoordig nog niet alle korps commandanten bevoegde beoordeelaars zijn, doch dan zijn zij niet geschikt voor hun betrekking, want zij moeten in hun beoordeeling zelfs verder gaan en in de conduite aangeven of een kapitein voldoende bereden is om een bataljon te paard aan te voeren. In de meermalen aangehaalde circulaire wordt er ook op gewezen, dat compagniescommandanten in de allereerste plaats moeten kunnen marcheeren, aangezien zij te velde nooit bereden zijn. Zeer juist, doch waarom, zoo vraag ik mijzelf af, wordt aan de kapiteins, die in het vredes- garnizoen goed bereden zijn, niet vergund hun paard te velde mede te nemen. Het motief, dat de trein en nasleep te velde toch al zoo groot is en tot een minimum moet worden beperkt, vind ik niet afdoende en weegt m.i. niet op tegen de voordeelen aan het bereden zijn verbonden. J. A. N.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 509