DE BESTRIJDING VAN DEN KWADEN DROES IN HET
NEDEREANDSCH-INDISCH LEGER.
jNog steeds is de kwade droes die ziekte, welke de meeste offers
vordert van den Indischen militairen paardenstapel eo absoluut zeer
belangrijke offers. Van sommige kanten is opgemerkt, dat de kwade
droes in de laatste jaren aanzienlijk zou zijn verminderd en werd
dit geweten aan verbetering der stallen. Ik moet de juistheid daar
van betwijfelen, althans wanneer men onder een statistiek, die waarde
heeft, meer verstaat dan een beschouwing over 3 a 4 jaar. In de
jaren '90 en '91 werden door mij te Salatiga 42 paarden wegens
kwaden droes afgemaakt. Hoevelen elders vielen en hoevelen in de
daaropvolgende jaren in het Indisch leger, is mij onbekend. Maar
neem aan, dat sinds '91 geen zoo groote epizoötie van kwaden droes
is voorgekomen, dan bewijst dit volstrekt niet dat men vandaag of
morgen niet voor een herhaling zal staan van het feit, dat in het
grootste bereden garnizoen tien procent der paarden moet worden
afgemaakt en twintig procent gedurende vijf maanden aan den dienst
moet worden onttrokken ter wille van de quarantaine-voorschriften.
Of zijn er sinds '91 maatregelen getroffen, bepaaldelijk in zake stal-
lenbouw of stallenverbouwing, die recht geven om te verwachten,
dat hiermede aan de verbreiding der ziekte paal en perk is gesteld?
Zoo ja welke? Ik heb er niet van gehoord en cavalerie-officieren,
die ik er naar vroeg, wisten mij geen noemenswaardige veranderingen
in den bouw der permanente stallen te Salatiga of elders sinds '91
mede te deelen. Ik spreek met zooveel klem en zoo op den man af
over die stallen in verband met kwaden droes omdat, gelijk ik reeds
zeide, het betrekkelijk sluimeren dezer ziekte in de laatste vier jaren
daaraan door sommigen wordt toegeschreven, terwijl ik de juistheid
daarvan volkomen ontken, maar aan den anderen kant van meening
ben, en straks hoop te bewijzen, dat een bepaalde verandering in