490 dat deze verschijnselen eerst later zich zoodanig wijzigden, dat ze recht gaven tot verdenking en nog later werkelijk bleken te berusten op kwaden droes. Geen mensch ter wereld kan n. m. in alle, zelfs in de meeste gevallen, de eerste verschijnselen van kwaden droes als karakteristiek voor die ziekte onderkennen, vandaar juist de groote verdienste der malleïne. Mijn collega Mars deelde mij mede gezien te hebben, dat een paard niets anders vertoonde dan een zuiver beeld van herseniijden (manege-bewegingen), 't welk bleek te berusten op kwaden droes, en een ander van een verstijving of onbuigzaamheid der hals spieren, waarbij eveneens malleus in het spel was. Alzoo hadden die paarden den kwaden droes uit troepenstallen in niet te herkennen vorm meegebracht naar den ziekenstal. Maar die was dan toch door hen besmet geworden en alzoo een bron van infectie geworden voor de anderen, betoogde men! Neen, want de inrichting van dien ziekenstal van ijzer en steen met hooge ijzeren schotten tusschen de paarden maakte, dat een geheel vertrouwbare ontsmetting van ieder vak na het verblijf van een verdacht paard vlug en gemakkelijk mogelijk was, en dat had steeds plaats gehad. Mijn voornaamste argument voor de onschuld van den ziekenstal als bron van besmetting putte ik echter uit het welsprekende feit, dat in de voorbijgegane periode van ruim een jaar, ongeveer al de paar den en muildieren der bergbatterij, die in hun troepenstal en bij hun dienstverrichtingen niet met de cavalerie in aanraking kwamen, ook korter of langer tijd, wegens allerlei ziekten en gebreken in dien geïncrimineerden ziekenstal verblijf hadden gehouden. En de berg batterij was en bleef vrij van kwaden droes, wat wel erg toevallig zou zijn geweest, onverklaarbaar toevallig vooral bij die zoo vatbare muildieren, zóó toevallig, dat men ter verklaring zou moeten gelooven aan een vernieuwde uitgave der kwalen van Egypte, welke de Fellahs teisterden en de Joden verschoonden. Neen, de verklaring dat de bergbatterij vrij bleef, lag hierin, dat in den boezem der eskadrons paarden voorkwamen met occulten kwaden droes, welke de anderen ongemerkt besmetten, terwijl op den zieken stal de afscheiding der paarden en muildieren door 2 Meter hooge ijzeren schotten infectie belette, omdat de smetstof van kwaden droes zeer weinig vluchtig is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 519