491 De geschiedenis van deze epizoötie te Salatiga, de verbreiding der ziekte van het depot over de veldeskadrons en het vrij blijven van de bergbatterij in de onmiddellijke nabijheid, heeft de waarde van een experiment; zij heeft duidelijk bewezen, dat de dieren met occul- teu kwaden droes de ziekte bestendigen en verbreiden en dat de smet stof weinig of niet vluchtig is, d.w.z. zich in de athmosfeer, gedragen door de lucht zelf, door vliegen, door stof, weinig of niet vermag te verplaatsen, zij heeft een vingerwijzing verschaft, hoe men met vrucht de uitbreiding van den kwaden droes in een troepengedeelte kan tegengaan, en deze zuiver empirische waarneming is in hare juistheid bevestigd en verklaard door wetenschappelijke onderzoe kingen van den laatsten tijd, waarop ik nu wensch te wijzen. In de Revue de médecine van 1887 kwamen sensatiewekkende proefnemingen voor van Cadéac en Malet, welke, in verband met het belangrijke nieuws, dat zij behelsden, werden overgenomen in tal van tijdschriften en o.a. ook in de Veeartsenijkundige Biaden voor iïeder- landsch-Indië (Deel III bl. 404 en volgende) en waarvan de slotsom was, dat als regel de besmetting met kwaden droes van paarden onderling niet tot stand komt langs den weg der ademhalingswerktuigen. Tot op dien tijd toch meende de wetenschappelijke wereld algemeen, dat dit wel het geval was; eensdeels werd men er toe geleid, dit aan te nemen, omdat in de groote meerderheid der gevallen van kwaden droes de lijkopening aandoening der luchtwegen toonde van af den neus tot diep in de longen, en in de longen bepaaldelijk in vele gevallen kwade droes tuberkels van vrij ouden datumten andere waren de experimenten daar van Gferlach, iemand die in velerlei opzichten (en met reden) als autoriteit gold en die o.a. had medegedeeld, paarden met kwaden droes te hebben besmet door hen in den neus te brengen water, verkregen door condenseering der uitademingslucht van kwade droes lijders. De proeven van Cadéac en Malet, waaruit dan de onschuld bleek van de uitademingslucht en het feit dat de ademha lingswegen als regel niet de porte d'entreé der smetstof vormden, waren zoo nauwkeurig en zoo vertrouwbaar beschreven, dat slechts van zeer enkele zijden de juistheid is betwijfeld, terwijl de onjuistheid nooit is aangetoond. Maar met dat weghalen van den grond onder onze voeten in zake de kennis van de besmettingswijze door kwaden droes,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 520