493 was door voedering van kwade droes smetstof aan een muildier, onder alle vereischte voorzorgen tegen besmetting langs anderen weg of door verwonding der digestiewegen, dit dier kwaden droes te bezorgen en wel typische longen kwaden droes, gelijk men die bij secties zoo vaak pleegt te vinden, terwijl in de spijsverteringswerk tuigen geen localisatiën werden aangetroffen. Deze proef is sedert door hem verscheiden malen herhaald met gelijke uitkomst, zoo bij paarden als bij ezels; hij concludeert er uit „dat de spijsverteringsorganen een zeer gunstig terrein daarstellen voor het binnendringen van kwade droes gif en dat waarschijnlijk de meeste kwaaddroezige paarden langs dezen weg zijn geïnfecteerd. Voorts ziet hij daardoor een groot gevaar in het gebruik van gemeen schappelijke drink- en voederbakken." In de discussie, welke over deze quaestie plaats vond, schaarden zich andere gezaghebbenden aan zijne zijde, met name Leblanc, een oude practicus met veel ervaring, en Chauveau, inspecteur der veeartsenijscholen in Frankrijk. Door deze experimenten weer op het thema teruggebracht, verkla ren Cadéac en Malet in het Recueil de médecine vétérinaire van 30 Sep tember '94, dat ook volgens proefnemingen van hen de kwade droes bij de éénhoevers buiten twijfel overgebracht kan worden langs den weg der digestiewegen; dat zelfs de langdurige inwerking van maag- en darmsap bij het paard niet voldoende is om het kwade droes virus onschadelijk te maken. Smetstof dezer ziekte toch, welke 72 uur in de maag van een paard had vertoefd, infecteerde daarna bij inenting er mede een ezel. Bij een anderen ezel bracht bestrijken van het wangslijmvlies met een penseel, gedrenkt in kwade droes virus, de ziekte teweeg; een derden ezel, alsmede een paard, besmetten zij eveneens door het gif in de maag te brengen. Dat van de zijde der spijsverteringswerktuigen dus gevaar voor infectie van het paard met kwaden droes bestaat, is aan geen rede> lijken twijfel onderhevig. Een andere, zekere bron voor gevaar blijft steeds aanwezig in den vorm van de talrijke bijtwonden aan het hoofd, welke de Indische militaire paarden zoo veelvuldig vertoonen. Hier worden ze bij contact der wonden met de smetstof formeel ingeënt. Zijn er nu, wanneer men alzoo de zijden kent, vanwaar het gevaar

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 522