- 38
■vijand zich in West-Java genesteld heeft, In de eerste plaats wordt
dan de communicatielijn bedreigd door eene diversie des vijands te
Tjilatjap. De spoorlijn is n.l. slechts één dagmarsch van deze plaats
verwijderd; de communicatielijn vereischt bier dus eene afzonderlijke
bescherming.
Bovendien is de capaciteit van de berglijn in de Preanger belang
rijk kleiner dan die der vlaktelijn, zoodat het verplaatsen van troe
penmassa's veel meer tijd vordert. Men zal dus meer troepen moe
ten achterhouden tot bescheiming van het centraalreduit (tevens
oorlogshaveD) daar dit langer aan zich zelf moet worden overgelaten.
Yan de sterkteverhouding tusschen aanvaller en verdediger en
de houding der bevolking zal het dus afhangen, of men een offensief
op groote schaal tegenover den zich in West-Java genestelden vijand
kan ondernemen, of zich met den kleinen oorlog tevreden moet stellen,
of wel zich geheel van een optreden aldaar onthouden moet.
Ik zeide het reeds op blz. 37 mijner brochure:
„zijn alle omstandigheden ons gunstig, dan moeten we zoo moge
lijk geheel Java kunnen verdedigen, zijn ze minder gunstig dan moet
hetzelfde verdedigingssysteem ons toelaten slechts een deel, in nog
ongunstiger gevallen een enkel gewest, te behouden". Wat ik hier
wellicht niet duidelijk heb uigedrukt, zal den aandachtigen lezer uit
andere bladzijden zeker niet ontgaan zijn, n.l. dat ik daarbij geenszins
eene tijdelijke verdediging op 't oog had, maar dat die verdediging
steeds actief moet gevoerd wordendat overal en ten allen tijde tot
het offensief moet worden overgegaan, wanneer hiervan eenig succes
te wachten is.
Een enkel woord nog over de meening van den heer Koster, dat
de deprimeerende invloed van het Indisch klimaat, die onder den
oorlogstoestand zich zooveel sterker zal doen gevoelen, het verde
digende leger met wegslinking bedreigt, wanneer de buitenlandsche
vijand eenigszins langdurig verblijft in diens Capua. Ik vraag
nu, op welken grond kan men meenen dat die deprimeerende
invloed zich sterker zal doen gevoelen op een leger dat voor een
groot deel bestaat uit inboorlingen en voor een ander deel uit
Europeanen die reeds aan het klimaat gewend zijn, dan op een
leger waarvan alle samenstellende elementen nog moeten acclimatee-