517
algeheele verwerping van Prambanan, zich voor Poerworedjo ging
verklaren.
Doch nog grooter spaak in het wiel kwam er, toen in 1848 de
Gouverneur-Generaal Rochussen ging verkondigen (op dezen Landvoogd
doelt kapitein Koster, zie bladz. 582 en 583 van het verslag zijner
lezing), dat eene hoofdstad is een product van omstandigheden, die men
niet willekeurig ergens anders overbrengen kan, maar die men te
nemen heeft, ook met hare nadeelige zijden, zooals ze nu eenmaal is
en dat derhalve de verplaatsing van Batavia naar elders van den
bestuurszetel eene fictie was en blijven zoude.
Wilde Rochussen dientengevolge Batavia als ons palladium krachtig
doen versterken, om het tot het uiterste te kunnen doen verdedigen,
ten allerlaatste wilde hij toch wel, dat als Batavia niet meer te houden
viel, de RegeeriDg successievelijk naar Buitenzorg, Bandong en Midden-
Java uitwijken zou.
De generaal- majoor van der Wijck diende tegen Rochussen's leer
daarop een krachtig protest in, terwijl de nieuw opgetreden Legercom
mandant, de Hertog van Saxen- Weimar mede als zijne overtuiging
uitsprak, dat het zich in tijden van oorlog te Batavia doen opsluiten
van de Hooge Regeering, in stede dat deze te Poerworedjo behoorde te
zijn, eene groote fout zou zijn.
Bij Koninklijk besluit van 2 Augustus 1853, waarbij ook de legeror-
ganisatie van 1836 gewijzigd werd, werd eindelijk omtrent de aanhangige
zaak bepaald:
„dat afgezien werd van eene algeheele verplaatsing van den zetel van
„het Bestuur en in stede daarvan het beginsel eener tijdelijke ver
plaatsing aangenomen wasdat aan den Gouverneur-Generaal over
gelaten bleef, in oorlogstijd het bestuur tijdelijk naar de binnenlanden
„te verplaatsen; dat alverder het tijdstip en de wijze geheel aan hem
„werden overgelaten, doch dat hij deswege met den veldheer zou te
„rade gaan en zooveel mogelijk in overeenstemming met dezen, het
„tijdelijk verblijf zou kiezen".
Nog werd te dien aanzien aangeteekend, dat voor zulk een tijdelijk
verblijf in het midden van Java, Poerworedjo, Soerakarta of Djokja
karta in aanmerking kwam en dat men in verband hiermede, het
kampement te Kedong- Kebo van steen zou gaan optrekken.
Dl. II, 1895. ofi