518
Een niet-ingewijde zoude meenen, dat de zaak thans hiermede uit was.
Yerre van daar!
De versterking al dan niet van Batavia toch was hiermede niet
opgelost, terwijl het al of niet versterken dezer plaats nu eenmaal
niet wel van de bestuurszetelquaestie te scheiden was.
Een nieuwe chaos van meeningen ontstond.
Zeide de een een Indisch Legercommandant dat Batavia niet te
verdedigen was, een ander generaal, ditmaal een Minister van Oorlog
te 'sHage, de luitenant-generaal Baron Forstner van Dambenoy,
wien door den Minister van Koloniën om advies was gevraagd gewor
den, dat het geheele Indische leger Batavia, als daarvan eene vesting
met 30 fronten zoude gemaakt zijn en eenige gedetacheerde forten er
mede niet ontbraken, tot het uiterste moest verdedigen, een Minister
van Koloniën, de latere Gouverneur-Generaal Mijer, betoogde al mede,
dat Batavia de spil van ons bestaan in Indië was en door haar historisch
verleden dan ook als ons palladium moest blijven beschouwd.
De meening van den Minister Mijer werd echter in Indië zelf niet
onderschreven, ook niet door den lateren Legercommandant, den generaal
van Swieten en nog minder door zijuen opvolger, den generaal Schimpf,
die als zetel der Hooge Regeering, niet eerst bij oorlogsgevaar,
doch reeds in vollen vredestijd, Bandong aanwees.
De Raad van Indië, ter zake om advies gevraagd door den Gouverneur-
Generaal Sloet van de Beele, was het intusschen weer met den Minister
Mijer eens.
Wij zijn thans genaderd tot een tijdvak, waarin regeeringspersonen
handelend optraden, die thans nog in leven zijn.
Zoo b. v. de Minister van Koloniën Fransen van de Putte, die aan den
in die dagen in Hederland met verlof aanwezigen majoor der Indische
genie Egter van Wissekerke opdroeg, een memorie omtrent de verde
diging van Java saam te stellen.
Deze arbeid kwam in 1866 gereed en strekte tot betoog, dat Batavia
hoe eerder hoe beter door de Regeering moest verlaten worden.
De fataliteit, dat de eene Minister van Koloniën verdrongen werd
«loor een anderen, wanneer de eerste zich nog geen tijd gegund had,