Deze generaals deden niet mee aan tjjd- en papierverspilling in deze materie. Volledigheidshalve zij evenwel hier niet onvermeld gelaten, dat op initiatief van den generaal de Neve in 1876 aan eene commissie van vier stafofficieren, Geij van Pittius, Pompe van Meerdervoort, Deijkerhoff en Swart, opgedragen werd het Indisch defensievraagstuk in studie te nemen, welke commissie meenen wij zeven jaar later met haar werk gereed kwam. Zijn wij ter zake juist ingelicht, dan wilde die commissie aanvan kelijk Magelang, doch ten laatste Bandong aangewezen zien, om er den bestuurszetel te vestigen, met welke keuze de legerbevelhebbers Pfeiffer en na hem Haga zich zouden hebben vereenigd. De Gouverneur-Generaal van Rees obstrueerde echter, van meening zijnde, dat de verovering van Java op slot van rekening toch achter de Hollandsche waterlinie zou worden beslecht. Se dert dien zijn te 'sHage weer eenige andere Ministers van Ko loniën aan het woord geweest (Sprenger van Eijk, Keuchennis, Baron van Dedem en Bergsma), heeft Pijnacker Hordijk de nalatenschap van van Rees en van der Wijck die van eerstgenoemden te Buitenzorg overgenomen, als bevelhebbers van het Indisch leger onder zich hebbend de luitenant-generaals van Zijll de Jong en Geij van Pittius, zonder, voor zoover bekend, het vraagstuk omtrent de zoo hoog noodige verplaatsing van den bestuurszetel tot oplossing te hebben gebracht. X.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 551