532 naar aanleiding der ingewonnen berichten, een inspectie over het gevolg moest houden. Het verhaal was hier eenigszins onduidelijk. Men krijgt eerst den indruk, alsof de schatten te Palembang achtergebleven waren, later weer, dat die bewuste rijksgrooten en particulieren zich in het gevolg des Sulthans ophielden. Van zoodanige inspectie te Palembang gehouden, blijkt althans niets. Het is ook mogelijk, dat door den kapitein-adjudant A. Meis bedoeld werd het gevolg, voor zoover dat te Palembang was achter gebleven, want de plaats, waar die commissie benoemd werd, stond niet vermeld. Doch zulks is niet waarschijnlijk, want de commissie slaagde er in, bij zijn vrouwen een schat te ontdekken, bestaande uit goud, juweelen en sieraden, en die dames waren allen met den Sulthan van Palem bang vertrokken. In elk geval was de schat, zoo al niet geheel, dan toch gedeeltelijk gevonden, en dat ontdekte gedeelte werd getaxeerd op f 175851225 hetgeen met de vroeger in den Kraton van Palembang gevonden som van f 10759.een bedrag uitmaakte van f 186610.225. Het N. I. Gouvernement verklaarde deze en de nog nader te ontdekken schatten van Machmoed Badar Oedin het eigendom van 's Lands schatkist, eensdeels als een gedeeltelijke schadevergoeding voor de kosten, waartoe hij het gouvernement door zijn verraderlijk gedrag verplicht had, anderdeels om hem cle middelen te ontnemen waardoor hij het Gouvernement nieuwe moeilijkheden zou kunnen berokkenen. Z. E. de Gouverneur-Generaal bepaalde bij besluit dd. 13 November 1821, No. 1, dat een gedeelte dezer schatten zou strekken tot een gratificatie voor de overwinnaars van Palembang. Ingevolge dat besluit werden uitbetaald: Aan den opperbevelhebberf 12000. Aan de kolonels, 2e kolonels, luitenant-kolonels, kapiteins ter zee en kapitein-luitenants ter zee2200. Aan majoors 1200. Aan kapiteins, luitenans ter zee le kl. en chirurgijn majoors500.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 563