- 538 Geïnformeerd zijnde, dat zij hout verzamelden voor den Sultan, die een nieuwe missigit begeerde te doen bouwen, en dat zij reeds zoo veel tijds hadden zoek gemaakt, om dien zwaren boomstam in het stroomend water te krijgen, bood de jongeling aan, dit laatste werk geheel alleen te verrichten. Ten hoogste verwonderd namen de houthakkers dit aanbod aan en weldra steeg hunne verbazing ten top, toen zij door één man zagen doen, wat velen van hen te zamen te vergeefs hadden beproefd. Toen nu deze daad van ongehoorde kracht ter oore van den Sultan kwam, moest de Hercules voor Zijne Hoogheid verschijnen. De Sultan ontving hem met veel staatsie, te midden zijner hofhouding en verzocht den jongeling, hem zijne levensgeschiedenis te verhalen. Aan dien wensch werd gevolg gegeven, waarop de Sultan tot de ont dekking kwam, dat hij zijn eigen kind vóór zich had. Onomwonden deelde de Sultan dit mede aan zijne gemalin en dochter en aan de grooten van zijn Hof. Er werd thans bepaald, dat de zoon nimmer den vader in de regee ring zou opvolgen, daar naar de meening van den Sultan zulks zou leiden tot ondergang van het Sultanaat, doch dat de jongeling het gebied voor taan zou voeren over een der 3 sagi's van Groot-Atjeh en deze waar digheid zoude erfelijk zijn in zijn geslacht. Aan den jongeling werd de naam Polim gegeven, dat wil zeggen „oudere broeder", met welken naam zijne zuster hem aansprak en verrees er alzoo eenige jaren later op het politiek tooneel der Atjehers, een Panglima Polim die in den tusschen Nederland en Atjeh te voeren krijg zoo veel van zich zou doen spreken. Bovenstaande mededeelingen, opgevangen uit den mond van eenige voorname Atjehers, waaronder zelfs Tengkoe Pakeh van Pedir, werden nu 16 jaar geleden gedaan aan den kort te voren te Atjeh afgetreden chef van den staf, den onlangs overleden generaal-majoor Meijer. Wij brengen die mededeelingen thans ter kennis van een ieder, eens deels ter wille der curiositeit, anderdeels wijl ze nog eens later wellicht kunnen dienen, ter vervollediging onzer genealogische kennis van de meest voorname Atjehsche bestuurders. Aan die mededeelingen werd nog toegevoegd, dat volgens Tengkoe Kadli hier sprake was van den Sultan Marhoem(!) Iskander Moeda en dat de moeder van Polim werd aan wal gezet te Kroeng Petoi in het Kertische of Paseische gedeelte van Atjeh.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 569