46 mogendheid; maar ik meen betoogd te hebben dat de oorlogshaven Soerabaja aan de zeezijde gemakkelijk beveiligd kan worden door de toegangen van Straat Madoera tot de reede afdoende te verzekeren, dat door de aanwezigheid van een zeer breede strook moeras of aan eensluitende vischvijvers langs de kust de landing van het vijande lijke leger eerst kan plaats hebben Z. O. waarts van Soerabaja bij Passoeroean of N. W. waarts bij Oedjong Pangka. Verder dat wanneer onze vloot niet vernietigd is en een blokkade van de oorlogs haven niet zóó scherp is, dat het uitloopen van torpedobooten belet wordt, de landingsplaats nog verder van Soerabaja verwijderd moet worden gezocht. Doch nemen wij aan dat hetzij Passoeroean, hetzij Oedjong Pangka als operatiebasis door den vijand kan worden benut, dan heeft hij in 't eerste geval tot de vesting Soerabaja een operatielijn van minstens 53 KM., in het tweede geval langs den weg over Lamongan en Tjermee eene van 72 KM. (de postweg Sidajoe Boengoe Gfrissee is door hem niet te benutten, daar deze weg over een groot gedeelte een smal défilé vormt tusschen breede strooken vischvijvers en moeras, en dus gemakkelijk door een kleine macht des verdedigers kan worden afgesloten). Zonder twijfel zou het voor ons voordeelig zijn, wanneer de lengte der operatielijn nog grooter was, doch dat deze lengte voldoende is, is blijkbaar ook de meening van den heer Kern, die de Kedoe wenscht te verdedigen. De afstand toch van Semarang tot aan de grenzen der Kedoe bij Pinggit bedraagt slechts 48 KM. Ik meen hier voldoende te hebben aangetoond, dat aan het eenige motief, dat de heer Kern heeft aangevoerd om te bewijzen dat mijn verdedigingsstelsel een onding is, niet de minste waarde kan worden gehecht. Het komt mij hier wel van belang voor, in 't kort nog te wijzen op de nadeelen aan een geconcentreerde verdediging van de Kedoe verbonden. In de eerste plaats is het, naar mijne meening, een groot nadeel, dat steeds, hetzij men Tandjong Priok, hetzij Soerabaja of welke plaats dan ook als oorlogshaven kiest, een met betrekking op de geringe sterkte van ons leger vrij belangrijke troepenmacht tot bescherming

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 61