47
van die oorlogshaveu moet afgezonderd worden, hetgeen tot eene
verzwakking van de hoofdmacht moet leiden.
In da tweede plaats is het geringe aantal Europeanen in de Kedoe
gevestigd een groot nadeel; al wil men geen gewicht hechten aan den
moreelen en materieelen steun, die een groote Europeesche bevol
king binnen het beschermde gebied aan de verdediging kan geven,
zoo kan men toch niet over 'c hoofd zien, dat eene streek, waarin
nagenoeg geene Europeanen gevestigd zijn, ook betrekkelijk weinig
hulpmiddelen tot het voeren en volhouden van den oorlog aanbiedt.
De geheele residentie Kedoe telt volgens den Regeeringsalmanak
van 1895 slechts 768 Europeanen (daaronder begrepen een groot
aantal vrouwen en kindereu der Europeesche militairen van het zeer
sterke garnizoen van Magelang), terwijl alleen in de hoofdplaats
Soerabaja 6403 Europeanen gevestigd zijn.
In de derde plaats is de Kedoe volstrekt niet zoo gemakkelijk te
verdedigen als men zich vaak voorstelt. De strook tusschen den
Oenarang en het Telemojo gebergte bestaat uit een bergachtig terrein
(het Djamboe gebergte), waarvan de hoogste punten zich niet meer
dan 250 M. boven de vlakte van Ambarawa verheffen.
Dit bergterrein is bijna nergens onbegaanbaar voor infanterie, al
is het ook hier en daar wat moeilijk. Verscheidene paden, meest
alle voor bergartillerie geschikt, voeren door dat terrein van het
Semarangsche in de Kedoe, terwijl behalve de postweg nog een weg,
bruikbaar voor veldartillerie, van Ambarawa naar de Kedoe voert
en wel de weg over Bandoeng en Soemowono naar Kalorandeze
weg is meermalen door de veldbatterij van "Willem I afgelegd.
Een stelling, waarin de verdediger den vijand den toegang tot de
Kedoe zou kunnen beletten, zal hier om aan weerszijden voldoende
aangeleund te zijn, een lengte moeten hebben van ongeveer 14 KM.
Neemt men hierbij nog in aanmerking, dat door den verdediger nog
eene vrij belangrijke afdeeliog moet worden afgezonderd, om te beletten
dat de vijand doordringt tusschen den Telemojo en den Merbaboe,
het terrein der groote manoeuvres van 188S, en zoodoende den ver
dediger in den rug bedreigt, dan is het duidelijk, dat de beschikbare
troepenmacht te klein zal zijn, om met vrucht eene stelling van zoo
groote lengte te kunnen verdedigen. Alleen dan kan m.i. hieraan