58 Het is nu bekend, dat de mogelijkheid om eenige nabij elkaar geplaatste lichten van elkaar te onderscheiden, behalve van de licht sterkte van die 'lichten, afhangt van hun ouderlingen afstand. A priori kan men dus reeds besluiten, dat, wanneer de gebruikelijke horizontale afstand van 1.50 M. voldoende is om de lichten duidelijk te doen onderscheiden, de in verticale richting te geven verplaatsing geringer kan zijn dan 3.50 M. Men kan dan de palen aanzienlijk minder lang maken, den afstand der dwarsarmen op 3.5 a 4 M. brengende, is dan de weg door de schijven af te leggen van den middel- tot den uitersten stand 1.35 a 1.60 M., en dit zal dan ook voldoende moeten zijn, om in staat te stellen tot duidelijke onderscheiding der lichten. Zooals hieronder blijken zal, heeft de ervaring deze conclusie bevestigd en is ook gebleken, dat voor het seinen bij dag de verplaatsing der schijven over 1.50 M. naar boven of naar beneden duidelijke waarneming toelaat. De hierdoor mogelijke verkorting van den paal levert het voordeel op, dat men tweemaal vlugger zal kunnen seinen, de tusschenruimten der op elkaar volgende seinen blijven evenwel dezelfde. De paallengte van 7.50 M. waarvan 1 50 M. in den grond is dan ook blijkens de practijk ruim voldoende. Bij in 1893 door de telegraaf- afdeeling gehouden seinoefeningen is o.a. opgemerkt, dat bij het seinen tusschen Malang en Bedali, op de Oostelijke helling van den Kawi gelegen (afstand 12 KM. hemelsbreed) het voldoende was, bij dag zoowel als bij avond, de schijven in verticale lichting eene verplaatsing van 1 M. naar boven of naar beneden te doen ondergaan. Dat de waar neming op dezen afstand met kijkers moest geschieden, spreekt van zelf. De schijven waren 85 cM. in het vierkant, en hadden een afstand van 65 cM.; de voor het seinen bij avond gebezigde lichtbronnen waren gewone rijtuiglantaarns, die alleen aan de voorzijde van glas waren voorzien; een reflector aan den achterwand diende om zooveel mogelijk licht naar voren te doen vallen. Op een afstand van 4.5 KM. bleek, zoowel bij dag als tbij avond, eene verticale verplaatsing der schijven over 0.50 M. voldoende; bij de waarneming werd geene fout gemaakt. De gelegenheid heeft tot nu toe ontbroken, na te gaan tot op welken afstand met deze rijtuiglantaarns nog geseind kan worden. In 1892 is echter reeds gebleken, dat zij op 18 KM. (traject Malang—Geboeg

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 73