74 De belegerings beddingen werden waar noodig tot het vuren in verschillende richtingen verbreed door plaatsing van een of meer beddingplanken links en rechts van de bedding. Tot dat doel werden alsdan einden rib ingegraven loodrecht op de onderliggers en de boven vlakken in hetzelfde vlak van de bovenvlakken der onderliggers. In de bastions werden muDitienissen gebouwd, terwijl het munitie magazijn in de benting werd aangelegd. De noodige voorzorgen tegen nat worden der munitie werden genomen (op de posten een hellend dak, bedekt met presseningen), voor de bomvrijheid kon volstaan worden met een afdakking van gegalvaniseerd plaatijzer, daar men geen artillerievuur te vreezen had. Het kanon van 12 cM. A werd met behulp van den veldbok uit de marschtappannen in de verhoogde tappannen overgebracht, nadat het stuk reeds binnen het bastion was gereden. Daar evenwel het meevoeren van den veldbok weder meerdere krachten eischte en de werkzaamheden niet zoo heel vlug verliepen, is meermalen de veldbok achterwege gebleven en werd zonder dien het kanon in de verhoogde tappannen gebracht. Het kanon werd uit de marschtappen gelicht met de handen en glijden de over een drietal rollen op den grond gestreken. Vervolgens werd het kanon recht overeind op zijn monding gezet (aan reepen trekkende) en in dien stand gehouden. De affuit werd naar het kanon gereden en de staart zoo hoog gelicht, dat de tappannen om de tappen grepen, waartoe het kanon zoo noodig nog vooruitgezet werd. Het kanon werd met de tappen in de tappannen neergelaten en de staart der affuit weder op den grond gesteld. Ook is het voorgekomen dat het tweeschijfstakelblok bij den bok ontbrak. Toen is het kanon zonder dat overgebracht in de verhoogde tappannen, door de boksreep aan de naaigarens om het kanon te bevestigen en aan een eind op te windeD. De mortieren van 20 cM. werden op de bekende wijze in de tappannen van den stoel gelicht. VI. Artilleriesterkte op de posten. De posten, waar vestingartillerie in bezetting is geweest, zijn a. Kapitan, b. Aroeng-Aroeng, c. Sekarbela, d. Pagasangan-Oost, e. Mataram-Poerie, f. Karang-Bedil en g. Padjang.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1895 | | pagina 89