81
3. Doelmatige kleeding. Als rationeel kleedingstuk op expeditie
recommandeert Duncan den buikbandde verstrekking geschiede aan
alle manschappen, terwijl dan ook herhaalde tusschentijdsche inspecties
naar het dragen daarvan dienen plaats te hebben.
4. Beperkte marschen, d.w.z. het vermijden van noodeloos gefor
ceerde, al te sterk vermoeiende marschenhet bekorten van oefeningen
in verband met de weersgesteldheid, het uur van den dag (werken in de
zon) en den toestand der operatieterreinen (werken op drassige plaatsen).
Het proefondervindelijk bewijs van den feitelijken voorbeschikkenden
invloed van vermoeienis op besmettelijke ziekten in het algemeen, en
derhalve ook op infectieuse darmziekten, is door de moderne geneeskunde
geleverd. (Eef.)
5. Keuze van het bivouak. Het is raadzaam vooral niet te kam
peeren op de plaats waar een slag geleverd is, althans het verblijf
aldaar, voor zoover om militaire redenen doenlijk, zoo kort mogelijk
te doen zijn. Hetzelfde geldt van plaatsen, die reeds als bivouak
gediend hebben en dus geinfecteerd kunnen zijn.
6. Voorschriften bij het kampeeren. Het nu en dan van plaats ver
anderen worde steeds met klem aanbevolen. "Voorts zal wijd uit
elkaar gekampeerd worden, zoodra namelijk een geconcentreerde
stelling niet meer strikt noodzakelijk is, dit o. a. ook om een al te
groote nabijheid van de latrines te voorkomen. Drainage zal worden
toegepast, waarbij naast den aanleg van kunstmatige afvoerkanalen
ter droog- en reinhouding van den bodem, partij moet getrokken
worden van natuurlijke terreinhellingen.
7. Nauwlettend toezicht op de voedingvooral op het goed gaar
gekookt zijn der spijzen (meelspijzen). Wat het gebruik van vleesch
betreft, zoo heeft de ondervinding geleerd, dat niet alleen bedorven
maar ook al te veel versch vleesch schadelijk werkt.
Te langdurig gebruik van pekel vleesch is af te keuren: het werkt
te prikkelend op den darm.
Geperste, geconserveerde groenten moeten ter dege en in ruim water
gekookt worden, zoodat zij goed zacht worden, om darmprikkeling
te voorkomen.
Van de vruchten acht Duncan slechts „bedorven" vruchten absoluut
schadelijk.
Dl. II, 1895. 6