89 Ons verhaal van den veldtocht zal het duidelijk maken, dat het oorlogsdoel slechts gedeeltelijk is bereikt geworden. Werd generaal Pel aan den eenen kant gedwongen verder te gaan dan aanvankelijk door hem was bedoeld, door de XXV Moekims al dadelijk geheel en de XXII Moekims gedeeltelijk in bezit te nemen, aan den anderen kant werden door sneuvelen, gewond raken en ziekten, onze gelederen ten laatste zóó gedund, dat men met het veroveren van Koeala Gigchen het er bij laten moest. Wij zullen thans overgaan tot het beschrijven van de krijgsver richtingen zelve, ze navolgenderwijze splitsende: I. Yermeestering der Sagi XXV Moekims, als een gevolg onzer operatiën a. tegen de VI Moekims, b. id. id. IV id. en c. id. id. IX id. en een deel der Sagi XXII Moekims. II. Operatiën in de Sagi XXVI Moekims. Geoeraal Pel was, nadat de hoofdmacht der 2e expeditie het rijk van Atjeh verlaten had, met eene betrekkelijk geringe macht, als militair en civiel bevelhebber aldaar achtergelaten. Van de landzijde in alle richtingen door vijanden omringd, die ons zeer klein gebied, ja zelfs het inwendige van Kota Radja hoogst onveilig maakten, had Pel op meesterlijke wijze, met de hem ten dienste staande middelen woekerende en steeds op het meest gunstige oogenblik zijn slag slaande, ons gebied uitgebreid tot de grenzen, hiervoren in het begin van ons opstel genoemd. Verder nu kon generaal Pel niet gaanzijne macht was daarvoor te klein. Toch had hij zich reeds geruimen tijd bezig gehouden met het operatieplan, hierboven meegedeeld en wachtte hij er slechts op, dat hem de noodige strijdkrachten van Java zouden gezonden worden, om tot uitvoering zijner plannen over te gaan. Door spionnenberichten, gedetailleerde rapporten zijner vele post- commandanten, terreinschetsen van bevriende Hoofden, was generaal Pel met de zwakste punten der vijandelijke linie en het daarachter

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 104