93 meer in het bijzonder Oedjong Pelanggahan, zullen mede den vijand bezig houden, als deze meer dan gewoonlijk zich aldaar vertoont. De betrokken liniecommandanten verrichten daartoe het noodige. De commandant der artillerie zorgt voor de reservemunitie en dat bij elke colonne een paar mortieren met lichtkogels aanwezig zijn; de eerstaanwezend genieofficier, dat de mineurs ook brugmaterieel medenemen, de onderintendant der le klasse, dat de uitrukkende troepen dagelijks van leeftocht worden voorzien. Aan ieder man wordt dagelijks verstrekt een extra ration jenever en brood. Wordt aanbevolen volksblikken mede te geven. Wijders wordt bepaald, dat militaire opnemers wel, de cavalerie niet den tocht zullen medemaken. Het commando van de rechtercolonne wordt opgedragen aan den luitenant-kolonel F. T. Engel, aan wien als fungeerend stafofficier wordt toegevoegd de 1° luitenant-adjudant A. W. K. ter Beek. Het centrum wordt gecommandeerd door den majoor F. J. D. Mekern, fungeerend stafofficier l6 luitenant-adjudant J. H. de Bruijn. Het commando over de linkercolonne wordt door den commandant der Zuiderlinie, den majoor W. Q. E- Vetter gevoerd, aan wien de le luitenant-adjudant Gr. S. Schultz als fungeerend stafofficier wordt toegevoegd. De leiding dezer operatiën neem ik op mij, de commandant der artillerie en de eerstaanwezend genieofficier maken den tocht mede. (1) De commandant der Zuiderlinie wordt verzocht om, zoodra de vijand uit Mibouw verdreven is, de in het Lobongsche gelegerde compagnie van het R. H. 9e bataljon, al dadelijk aan te wijzen tot bezetting van den in het Noordoosten van Mibouw op te richten post. De post te Lohong-Zuidwest wordt dan ingetrokken en van Man- darsa-Poetih ééne sectie van het R. H. 8e bataljon overgeplaatst als bezetting van Lohong-Zuidoost. Zoodra Ketapan Doea van vijanden gezuiverd is, zal van het L. H. 6e bataljon ééne compagnie aldaar blijven tot bezetting van den er op te richten post. (1) De commandant der artillerie was de luitenant-kolonel W. A. Brugman; de eerstaanwezend genieofficier, de majoor C. R. van Lennep. "Van de artillerie ging intusaclieD ook mee de majoor A. C. H. Winter.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 108