96
De le luitenant-adjudant K. H. Röpke stond den colonnecomman
dant ter zijde.
De compagnieën Leers en Buijs, met compagniescolonnes in de
voorsie linie, 50 passen daarachter de mineurs en als reserve de
compagnie mariniers, werden voor den eersten aanval bestemd.
Terwijl aan de artillerie eene zijwaartsche stelling aangewezen werd,
ontvingen de beide overige compagnieën, van de Pol en Smeets, de
opdracht, om artillerie en trein dekkende, op 300 pas achter de
eerste linie, de algemeene reserve uit te maken.
Bij de rechter voorste compagnie Leers sloten zich aan, de kapitein
Kretschmer, de Inlandsche commandant der barisan, de majoor Raden
Majang Koro en de luitenants-adjudant Röpke en Ric'helle; bij de
linker voorste compagnie Buijs de fungeerend stafofficier, de le lui
tenant-adjudant Schultz.
De majoor Yetter had inmiddels aan den kapitein Kretschmer
omtrent 's vijands stelling meegedeeld, wat hij als commandant der
ZuiderliDie daarvan was te weten gekomen.
Nadat onze troepen van achter Lam Ara Oleijloein de open sawah-
vlakte te voorschijn traden en al dadelijk regelrecht op den Noorderrand
van het Oostelijk deel van Mibouw aanrukten, werd door het schreeuwen
van „wolanda datang" de Atjeher gealarmeerd en het vuur door dezen
geopend.
Met de beide voorste sectiën „en tirailleur" rukten onze twee voorste
compagnieën door zonder het vuur te beantwoorden en gingen weldra
in den stormmarsch tegen den kampongrand op.
De compagnie Leers bemeesterde eene vijandelijke benting en nadat
zij heel wat moeite had door de bamboedoerie heen te komen, omstreeks
80 pas verder, eene tweede versterking.
De luitenant-adjudant Röpke en de Madureesche le luitenant
Lamboe Djoijo waren bij dezen aanval steeds vooraan geweest.
Met het verlies dezer tweede benting scheen de vijand zijne positie
in dat gedeelte van Mibouw als verloren te beschouwen, dewijl toen
de compagnie Leers kort daarop in vereeniging met de inmiddels
opgesloten mariniers voorwaarts rukte, de vijand van het eene kampong
gedeelte naar het andere al vurende terugtrok, tot hij weldra voor
goed uit dit deel van Mibouw verdreven was.