101
Na eenige terreinmoeielijkheden te hebben overwonnen, bereikte
Meijer te paard de sawahvlakte, die ten Noorden van de door de
compagnie van Vleuten genomen vijandelijke versterking lag en
ontwaarde hij aldaar, dat in de richting der Kroeng Daroe, van uit den
kampongrand van Zuid-Gitjil, een vijand Mekern's rechterflank gedurig
beschoot, waartegen Mekern weinig vermocht, dewijl hij terugvu-
rende dan de colonne Engel had gevaar doen loopen.
Aangezien voorts aan den overste Engel bij den afmarsch mondeling
was medegedeeld, dat hij eerst dan tot vijandelijkheden zou overgaan,
als zijne colonne beschoten werd, en hij aan de Noordzijde van Gitjil
staande, bovendien niet goed kon waarnemen, waar ergens de Atjeh-
sche schutters zich hadden opgesteld, was het urgent, dat Engel van
een en ander bericht ontving en den vijand uit Zuid-Gitjil ging
verdrijven.
De overste Meijer keerde daarom naar het hoofdkwartier terug en
rapporteerde dit alles aan generaal Pel, die onmiddellijk aan Engel
het bevel deed overbrengen, voorwaarts te gaan en Zuid-Gitjil van
vijanden te zuiveren.
Bij de 2e, maar vooral bij de 3e compagnie 6e bataljon scheen
intusschen na het vermeesteren van den tweeden kampongrand het
verband niet weinig verbroken te zijn.
De luitenants de Riel en Bouricius der Se compagnie althans
vinden wij nu spoedig in het voorterrein op marsch, buiten medeweten
van hun compagniescommandant, zich elk met hun peloton bewe
gende op verschillende paden binnen een vierden, in Zuidelijke
richting gelegen kampong.
De luitenant-adjudant Ernste, die den eersten tijd met zijnen batal
jonscommandant de compagnie Geldorp nabij gebleven was en van
zijn chef vergunning had bekomen, om het terrein voorwaarts te gaan
verkennen, geraakte bij deze gelegenheid binnen den kampong Aroe
met het peloton Bouricius in contact.
Deze verkenning zou weldra hoogst treurige gevolgen hebben.
Ten einde de gebeurtenissen goed uit elkander te houden, moeten
wij thans het peloton Bouricius op den voet volgen.
Nadat Bouricius in kampong Aroe een heuveltje beklommen had,
om het terrein in den omtrek te overzien, zag hij op eens in zijne
Dl. I, 1896. 8