113
mandanten aan die gunstige voorwaarden zooveel mogelijk algemeene
bekendheid worden gegeven.
Tot 1870 bleven die verhoogingen van handgeld bestaan, hetgeen
dan ook ten gevolge had, dat in de eerstvolgende jaren de gevraagde
contingenten, n. 1. die voor Oost-Indië, voldoende werden bereikt. Al
werd reeds bij overgang bij de landmacht in West-Indië eene extra
premie van f 20.toegekend, toch bleek deze niet hoog genoeg te
zijn; in de jaren 1869, 1870 en 1871 werden tot het bijeenbrengen
van vrijwilligers voor den dienst in Suriname en Curagao hoogere
extra premiën (tot een maximum van f 60.uitgeloofd.
De kleeding en uitrusting der voor de overzeesche bezittingen
bestemde militairen was tot 1868 dezelfde gebleven. Toen het in
dat jaar Z. M. den Koning behaagde eene wijziging vast te stellen
in de uniform van het Nederlandsch-Indische Leger, zoowel wat de of
ficieren als de onderofficieren en minderen betrof, werd daarvan in
de eerste plaats ook mededeeling gedaan aan het Koloniaal Werf
depot, ten einde bij dat korps daarnaar bestellingen en aanmaak van
kleeding te kunnen doen ten behoeve van de voor den dienst in Indië
uit te zenden suppletietroepen. Tevens werd daarbij bepaald, dat
de kleeding en uitrusting der militairen bestemd voor Suriname en
Curagao voor zooveel mogelijk gelijk zou zijn aan die van het leger
in Nederlandsch-Indië.
De uniform voor de officieren in West-Indië werd toen ook geheel
overeenkomstig met die van hunne wapenbroeders in Oost-Indië. In No
vember 1871 werd nog machtiging verleend om tot verbetering van het
snit zoomede tot meerdere sierlijkheid eene geringe wjjziging te doen
brengen in het model van de korte jassen van donkerblauw keperlaken.
Die gewijzigde kleeding van 1868 bleef bestaan voor de onder
officieren en mindere militairen, die bestemd zijn voor de landmacht in
West-Indiëde tegenwoordige uniform voor de troepen beneden den
rang van adjudant-onderolficier in Oost-Indië, voor zoover zij door
het Koloniaal Werfdepot worden uitgezonden, is nog steeds een
kleeding op proef, die in 't begin van 1887 voorloopig is vastgesteld.
Zooals later wordt vermeld, is in het begin van 1894 daaromtrent eene
definitieve regeiing tot stand gekomen.
Boven hebben wij gezien, dat de verhoogingen van het handgeld en