GESCHIEDENIS VAN HET „KOLONIAAL WERFDEPOT" NAAR
AANLEIDING VAN HET 50-JARIG RESTAAN
VAN DAT KORPS.
Mag het Koloniaal Werfdepot al niet bogen op eene geschiedenis
vol schitterende wapenfeiten en heldendaden, omdat in het tijdvak
van zijn bestaan rust en vrede niet zijn verstoord geworden, toch
is die geschiedenis waard om te worden geboekstaafd, al ware het
alleen, omdat zij leert op welke wijze in deze eeuw het Oost- en West-
Indische leger op de vereischte sterkte werden gehouden en hoe
onverdiend dikwijls de niet altijd welwillende critiek was, die dat korps
van de zijde van het Nederlandsche volk is tebeurtgevallen.
Ieder, die meer van nabij met den dienst bij dat korps bekend is, zal
moeten toestemmen, dat het vooroordeel, dat in het algemeen tegen dat
korps bestaat, onbillijk en zeer zeker de laatste jaren in 't geheel niet
gewettigd is. Door den eigenaardigen toestand van dat depot en de
tweeslachtige verhouding, waarin het zoowel tot het Departement van
Koloniën als tot dat van Oorlog staat, zijn aan den dienst bij dat korps
tal van moeilijkheden en bezwaren verbonden, waarmede wel degelijk
rekening moet worden gehouden, alvorens een oordeel daarover wordt
uitgesproken.
Vraag het ieder officier, die korteren of langeren tijd bij dat korps
heeft gediend, zij allen zullen dat beamen en vooral die van den lateren
tijd zullen met alle waardeering en met den grootsten lof spreken van
de veranderingen ten goede, welke daar door de opvolgende comman
danten zijn tot stand gekomen.
Alvorens tot het vermelden der oprichting van het Koloniaal
Werfdepot over te gaan, komt het ons niet ondienstig voor eenigszins
hooger op te klimmen en terug te gaan tot 1815, het jaar, waarin wij
onze vrijheid herkregen en ook kort daarna onze koloniën weer uit
de handen der Engelschen aan ons overgingen.
Dl. I, 1896. 1