115 op voet van oorlog werd gebracht, een drukken tijd voor het Koloniaal Werfdepot op. Met het oog op mogelijke eventualiteiten werd eene versterking van het garnizoen te Helder wenschelijk geacht, waartoe o m. de vier compagnieën van het Werfdepot, onder bevel van den oudsten kapitein, onverwijld derwaarts werden gedirigeerd. Gelukkig behoefde het gemobiliseerd zijn van ons leger niet lang te durennadat half September het op voet van oorlog houden niet meer zoo noodig geacht was, werd den 28en dier maand door den M. v. O. bepaald, dat de te Helder zich bevindende compagnieën van het Kolo niaal Werfdepot den 27en d. a. v. naar Harderwijk zouden terugkeeren. Bij de behandeling der Indische begrooting voor het jaar 1870 werd voor 't eerst aanmerking gemaakt op de kostbaarheid van het Koloniaal Werfdepot, en in het voorloopig verslag van de commissie van rapporteurs vindt men o.m. aangeteekend, dat de kosten voor genoemd korps alleszins voor vermindering vatbaar waren. Wel gaf de Minister van Koloniën als antwoord daarop te kennen, dat omtrent vermindering der kosten van het Werfdepot in overleg met het D. v. O. zou wor den getreden, maar toch scheen reeds de reorganisatie van dat jaar daarmee in verband te staan. In November 1870 werd eene compagnie opgeheven en de bepaling gemaakt, dat de commandant zou zijn majoor of luitenant-kolonel, terwijl de staf vermeerderd werd met 1 officier voor speciale diensten. Verder hield het daarop betrekking hebbend Koninklijk besluit van 25 October 1870, dat 11 November d. a. v. in werking trad, in dat het vaste kader van het Koloniaal Werf depot zou bestaan uit een staf en de noodige officieren, onderofficieren en mindere militairen tot het formeeren van compagnieën, terwijl de maximum som, welke jaarlijks voor de algemeeue administratie voor het korps kon worden besteed, op f 4000 werd gesteld. De jaren 1871 en 1872 leverden zoowel voor het KoloniaalWerfdepot als voor de koloniale werving weinig belangrijks op. Door de uit sluiting van vreemdelingen stond de werving van deze bijna geheel stilenkelen van hen, die aangenomen werden, waren gewezen mili tairen, die in Indië gediend hadden. De tot op 1000 man verminderde contingenten voor Oost-Indië voor die jaren benoodigd, werden toch bereikt en ook nagenoeg uit-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 130