116 gezonden. Het overbrengen van die detachementen naar O. Idat tot nu toe, wat de particuliere schepen betrof, steeds per zeilschip was geschied, had in het begin van 1871 ook plaats met stoom schepen. Voorzeker was dit een groote verandering ten goede, en al werden ook dat jaar nog transporten per zeilschip overgebracht, in Januari 1872 werd definitief besloten, dat voortaan die detachementen met stoomschepen zouden worden vervoerd. De minder aangename ondervinding, welke een der eerste troepenafdeelingen, die in Mei 1871 per stoomschip „Willem III" zou worden overgebracht, op deed tengevolge van het verbranden van die boot in het Engelsche Kanaal, heeft op dat besluit geen iu vloed kunnen hebben. Het uitzenden der transporten naar West-Indië (Suriname en Cura sao) bleef tot 1884 per zeilschip geschieden. Toen in dat jaar de stoomschepen van den Koninklijken West-Indischen maildienst in de vaart werden gebracht tusschen Amsterdam-Paramaribo-Curacao-New York en omgekeerd, had het vervoer der militairen voor die kolo niën bestemd, of van daar naar Nederland terugkeerende, steeds met die schepen plaats. Nadat in 1871 het benoodigde contingent voor West-Indië ook was uitgezonden, scheen de behoefte aan militairen aldaar niet groot te zijn, althans iu Januari 1872 werd bepaald, dat in dat jaar geen troepen naar Suriname en Curagao zouden worden uitgezonden. Ook ik 1873 en 1874 geschiedde dit niet, hetgeen zijn oorzaak vond in den in eerstgenoemd jaar uitgebroken Atjeh-oorlog, waardoor een groot aantal aanvullingstroepen voor Oost-Indië benoodigd was. Het contingent voor 1873 op ruim 1000 man gesteld, moest voor dat jaar met 2000 man verhoogd worden daarvoor werd reeds in April 1873 eene tijdelijke wijziging gebracht in het voorschrift op de koloniale werving. Ten einde namelijk met het oog op de toenmalige gebeurtenissen in Nederlandsch-Oost-Indië spoedig te kunnen voorzien in die eventueel noodzakelijke buitengewone uitzending van suppletietroepen voor het leger aldaar, werden de volgende bepalingen vastgesteld (bij Ko ninklijk Besluit van 4 Mei 1873): 1°. het maximum handgeld voor eiken recruut, die zich voorden dienst in Indië verbond, en de gratificatie voor een onderofficier

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 131