120
a. dat recruten, die zich voor den militairen dienst in Nederlandsch-
Indië verbinden, en onderofficieren, korporaals en verdere militairen, die
met eene vrijwillige verbintenis bij het leger aldaar overgaaD, een engage
ment voor 4 of 6 jaar kunnen aangaan, rekenende van en met den
dag der inscheping; (de ingeschrevenen voor de militie niet minder
dan zes jaar)
b. dat het maximum handgeld voor eiken recruut (onverschillig
van welken landaard), en de gratificatie voor de overgeplaatsten,
zouden bedragen bij een engagement voor 6 jaar f 300.— en voor 4 jaar
f 200. Daar bovendien ook de toeloop van vreemdelingen, die
zich voor onzen kolonialen militairen dienst aanmeldden, den laatsten
tijd zeer gering was, werden ter bevordering van die werving, zoowel
de aanbiedingen uit Luxemburg van den kapitein Crespin, comman
dant van het korps Luxemburgsche gendarmerie, als die van 's Konings
Minister-Resident te Rome aangenomen, om respectievelijk Luxem
burgers (en andere vreemdelingen) en Zwitsers (met certificaat van
goed gedrag uit Pauselijken dienst gepaspoiteerd), die zich bij hen voor
onzen dienst aanmeldden, van reisgeld te voorzien en herwaarts te
dirigeeren.
In 't begin van 1875 belastte ook de gepensionneerde majoor van
het Indische leger F. Gh Steek te Darmstadt zich met het naar
hier zenden van recruten voor onzen kolonialen militairen dienst
en verstrekte hen daarvoor het benoodigde reisgeld, welke uitschotten
ook later door het Rijk zouden worden gerestitueerd.
Behalve genoemde maatregelen werd nog in 't laatst van 1874, tenge
volge van de noodzakelijkheid, die gebleken was om alle ten dienste
staande middelen aan te wenden ter bevordering van de werving
voor het leger in Oost-Indië, door den Minister van Oorlog aan de bevel
hebbers in de militaire afdeelingen last gegeven, om al dadelijk
geschikte onderotficieren (8 per provincie) als wervers voor gezegd
leger naar de gemeenten ten platte lande uit te zenden, ten einde
op die wijze het getal der zich voor den militairen dienst in onze
overzeesche bezittingen aanmeldende vrijwilligers te doen vermeer
deren. Bovendien was daarvoor door Z E. de medewerking inge
roepen van den Minister van Binnenlandsche Zaken, opdat bedoelde
wervers bij hun taak, voor zooveel noodig, door de hoofden der