121 door hen te bezoeken gemeenten, zouden gesteund worden. De toelagen voor die onderofficieren en verdere kosten moesten verrekend worden met de hoofdadministratie van het Koloniaal Werfdepot. Laatstgenoemde maatregel leverde weinig resultaten op, zoodat deze weldra buiten werking gesteld werd. Nadat, zooals boven vermeld is, in de laatste jaren geen troepen naar West-Indië waren uitgezonden, bleek voor het jaar 1875 weer behoefte daaraan te zijn, want behalve het contingent van 1480 man voor Oost-Indië, moesten in dat jaar ook 130 man naar West- Indië worden uitgezonden. Om deze bijeen te krijgen, waren de vroeger vastgestelde gratificatiën (welke voor West-Indië dezelfde waren gebleven) niet voldoende en ten einde ze in overeenstem ming te brengen met die voor Oost-Indië, werd nog bij K. B. van 14 Januari van dat jaar bepaald, dat het maximum handgeld voor eene verbintenis voor West-Indië (echter voor niet minder dan 6 jaar) 300. zou bedragen, en werden ook de gratificatiën bij over gang van onderofficieren en korporaals van het leger h. t. 1. bij de landmacht aldaar op dat bedrag gesteld. Door dien maatregel werd het voor West-Indië benoodigde contingent bereikt; alleen leverde het krijgen van geschikt kader voor die kolonie nu en dan nog bezwaren op, zoodat zelfs in 1875 getracht moest worden een of meer onderofficieren van het Koloniaal Werfdepot te vinden, die genegen wa ren tegen eene gratificatie van ƒ400.a 450.over te gaan bij het leger in West-Indië, of zoo zij reeds voor Oost-Indië bestemd waren tegen een premie van 100.a 150. Yoor Oost-Indië leverden ook de gunstige bepalingen goede uit komsten opdat deze zeer gewenscht waren, bleek reeds in Fe bruari 1875, toen het contingent voor dat jaar met 1500 man voor O. I. vermeerderd werd. Ter voorziening in de behoefte aan on derofficieren werd in September d. a. v. bepaald, dat gewezen onder officieren van het leger h. t. 1. van het korps mariniers, van de landmacht in Oost- of West-Indië niet ouder zjjnde dan 44 jaar en niet langer dan 6 jaar de gelederen verlaten hebbende, zich voor drie jaar konden verbinden voor het Indische leger met 300.hand geld. Mocht door dien maatregel niet voldoende stof worden verkregen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 136