124 bij dat korps, tot welk bedrag deze zich in de kas dier inrichtiog bevonden en wat met die gelden gedaan werd. Een en ander heeft later aanleiding gegeven, dat in November 1877 het kapitaal, voort gesproten uit de winsten dier cantine en bestaande uit 9 Kussische cer tificaten, elk groot 500 roebels en 1 certificaat Nederlandsch werkelijke schuld groot ƒ100.met machtiging van den Minister van Oorlog, door den commandant van het Werfdepot werd afgestaan aan het hoofdbestuur van het fonds tot aanmoediging en ondersteuning van den gewapenden dienst in de Nederlanden, om te strekken tot ondersteuning der invaliden tengevolge van expeditiën tegen Atjeh. Werden nog in het laatst van 1876 (K. B. van 15 December) de jaarlijksche toelagen, vastgesteld voor den commandeerenden officier (zoolang deze niet den rang van kolonel bekleedde) en voor de kapiteins en mee dien rang gelijkgestelde officieren van het V. K. van het Koloniaal Werfdepot verhoogd (respectievelijk tot 300. en f 150.ter tegemoetkoming inde kosten, als een gevolg van de uitgebreide administratieve werkzaamheden in 1876, behaagde het Z. M. den Koning bij besluit van 6 Maart, het bedrag der jaarljjksche ver goeding voor bureau- en schrijfbehoeften ten behoeve van den kapitein kwartiermeester en van ieder der drie compagniescommandanten bij dat Depot voor het jaar 1876 te verhoogen met 500.voor eerst- genoemden en met 70.voor ieder der drie laatstgenoemden. Op welke wijze die werkzaamheden verricht werden, kan duidelijk blijken uit een rapport, dat in Juni 1877 door den toenmaligen inten dant bij de 2e divisie infanterie, belast met de opneming der admini stratie van het Werfdepot, over het 2e halfjaar 1876 werd uitgebracht. Omtrent die opneming heeft o. m. genoemd officier aan den hoofd intendant van het leger kunnen melden, dat de richtige verant woording van de uitgebreide waarden, die jaarlijks bij dat korps worden omgezeten die aan geldswaarde meer dan 3 millioen guldens en aan magazijnsgoederen bijna 3 ton gouds bedragen en de zeer om vangrijke schrifturen veel arbeid en groote nauwkeurigheid vereischen, en dat de zaken met een orde, ijver, kunde en tact worden behan deld, in 't bijzonder wat den kapitein-kwartiermeester betreft, wiens onvermoeide zorgen verdienen zeer in het licht gesteld en geprezen te worden. Ook over de opname der administratie over het le half-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 139