131 De waterstaat en de staatsspoorwegen behelpen zich ook wel zonder een georganiseerd korps Europeesche werklieden en toch marcheeren de zaken, zou men kunnen aanvoeren. Toegegeven, maar de omstan digheden zijn daarbij nu eenmaal andersdeze gedoogen geene betere oplossing. Wie wel eens werkbazen van den waterstaat in de binnen landen aan den gang heeft gezien, kan de genie slechts gelukwenschen, dat zjj het zonder hen doen mag. En dan bestaat nog, gelijk ik bereids aanteekende, het gegronde vooruitzicht, dat de genie haar stof zou moeten recruteeren uit lieden van nog geringer allooi. Uit welke laat zich ongeveer raden: in hoofdzaak gepasporteerde militairen, die, zoo zij al eenmaal een ambacht kenden, wat echter meestentijds niet het geval zal zijn, dit natuurlijk gedurende den diensttijd totaal vergeten hebben en het er nu maar op probeeren om aan den kost te komen. Het spreekt van zelf, dat men weinig of geen hulp van hen hebben zou en te vertrouwen ware zoo goed als geen enkele. Yooral op de posten zou zich het afschaffen van de Europeesche geniewerklieden zeer doen gevoelen. Daar is in den regel de geniewerkman de technische adviseur van dengeen, die met den geniedienst belast is. Hoe eenvoudig de dage lijks voorkomende werkzaamheden zijn mogen, zoo iemand is niettemin noodig, vooral als het garnizoen niet te onbeduidend is en het onder houd zich over tamelijk veel gebouwen uitstrektdan kan een handig, oppassend geniewerkman den niet deskundigen opzichthebbende van groot nut wezen. Door de inkrimping van het korps genieofficieren zal voortaan bp het wapen een grooter aandeel in den dienst moeten worden toegekend aan officieren van andere wapens, aan niet-deskun- digen dus. Reeds deze omstandigheid alleen maakt het dringend wen- schelijk, dat de genie beschikken kan over goede onderopzichthebben- den en de grootste zekerheid deze te verkrijgen en te behouden biedt het voortbestaan aan van het korps Europeesche geniewerklieden. Door opneming in het korps vinden militairen, die een handwerk verstaan, gelegenheid het te onderhouden of zich daarin verder te bekwamen. Hun ambachtskennis wordt daarin op de voor het leger meest aanbevelenswaardige wijze geëxploiteerd en gaat niet verloren, wat hun later bij hun terugkeer in de maatschappij zeer te stade kan komen. Dit is een sociaal voordeel.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 146