183
17 kapiteins,
19
33 luitenants
Door de voorgenomen inkrimping met 1 majoor, 5 eerste en 5
tweede luitenants, gepaard aan de uitbreiding met 1 kapitein, zal
het korps worden gereduceerd tot:
1 generaal-majoor of kolonel, chef, j
1 kolonel of luitenant-kolonel, sous-chef, te zamen
1 luitenant-kolonel, l 7 hoofdofficieren
4 majoors, 1
ite zamen
50 subalterne officieren.
Op welke gronden de commissie en de Indische Regeering in
overweging gaven tot dezen maatregel over te gaan leert ons de
Memorie van Toelichting niet. Dit gaf dan ook in het Yoorloopig
Verslag der Tweede Kamer aanleiding tot de opmerking: „dat de
gronden, waarop de in de Memorie van Toelichting bedoelde com
missie geadviseerd heeft tot inkrimping van het officierskorps der genie
en waarop de Minister zich met dat advies vereenigd heeft, in de
Memorie niet worden vermeld. Op mededeeling daarvan en op over
legging van het rapport werd door verscheidene leden aangedrongen."
De Memorie van Antwoord teekende hierop aan: „Zij (de inkrim
ping) is het gevolg van nauwgezette overweging van de vraag in
hoeverre wijziging van de voorschriften betreffende het beheer der
genie vereenvoudiging gedoogt in den dienst bij het wapen en welke
thans door genieofficieren ingenomen plaatsen zonder nadeel van den
dienst onbezet kunnen blijven. De commissie en het legerbestuur,
die naar aanleiding van deze overwegingen onafhankelijk van
elkander tot inkrimping adviseerden, bleken het te dien opzichte
in beginsel eens te zijn.
„Overeenkomstig den in het Voorloopig Verslag uitgedrukten
wensch wordt het rapport der commissie, waarvan hierboven sprake
was, ter kennisneming voor de leden, aan de Kamer overgelegd."
Een aantal plaatsen, thans door officieren ingenomen, kunnen
„zonder nadeel voor den dienst" onbezet blijven! Voorwaar een
opmerkelijk antwoord, dat nu niet juist een compliment genoemd
mag worden aan de bestaande formatie en het ongunstige oordeel,
door anderen bereids uitgesproken, officieel goed heet. „Zonder
Dl. I, 1896. 10