135 ■de totale sterkte, welke de naam- en ranglijst aanwijst, de organieke formatie overschrijdt, is vrij wel regel, want gewoonlijk zijn er tocti in haast eiken rang officieren met buitenlandseh verlof; voorts wor den enkelen a la suite gevoerd etc. Echter niet in die mate, waatin dat tegenwoordig het geval is bij de 1® luitenants en kapiteins. A priori zal men wel willen aannemen, dat verschillen van respectie velijk 38 °/o en 70°/0 der formatie abnormaal groot zijn en er meer ■le luitenants en kapiteins zijn dan inclusief verlofgangers enz. re gelmatig is. Er is dus een overcompleet in die rangen, dat op de een of andere wijze moet worden ingesmolten en de bevordering, zoo lang het nog niet opgeruimd is, belemmert. Begint onze jongste collega alzoo schijnbaar met N°. 10, in werkelijkheid echter met zooveel nummers lager als het overcompleet bedraagt. Kon men dit onder cijfers brengen, zoo zou blij kendat hij eigenlijk niet ver verwjjderd is van N°. 19, waarop hij volgens de bestaande formatie behoort. In vroeger jaren, toen totale sterkte en organieke formatie meer met elkaar in overeenstemming waren, begon de pas aangestelde 2e luitenant nominaal veel lager. Zoo was om een voorbeeld te geven 20 het nummer, dat ik bij mijne aanstelling in 1886 innam, wat weer ta melijk juist overeenkwam met de formatie. In het algemeen mag dus niet worden beweerd, dat de 2e luitenant minder plaatsen te doorloopen heeft dan de formatie meebrengt. Trou wens ware dit wel het geval, dan zou het bewijzen, dat de aanvulling geen gelijken tred gehouden heeft met het verloop en dus slecht geregeld is geweest. Supprimeering van luiteuantsplaatsen brengt derhalve noodzakelijk versnelling der bevorderingskansen mee. De verhouding tusschen hoofd- en subalterne officieren heeft door de reorganisatie geen verandering ondergaan. Van benadeeling in dit opzicht is dus ondanks de intrekking van één majoorsplaats geen sprake Commissie en legerbestuur waren ditmaal eenstemmig van gevoelen, dat het aantal genieofficieren verminderd moet worden. Voor een drietal jaren, in November 1892, heb ik tot mijn nadeel kunnen constateeren, dat er destijds anders over werd gedacht. Een ver zoek om non-activiteit werd niet ingewilligd, wat geen andere oorzaak hebben kan, dan dat de presente sterkte bij het wapen niet gedoogde

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 150