140 De geldelijke consequentiën zijn luttel en te stellen op eene meer dere uitgaaf van f 8000 'sjaars. Iu plaats van 29.000, als de Memorie van Toelichting in het verschiet stelt, zou f 26.000 per jaar op de genie worden bezuinigd. De numerieke verhouding tusschen l0 en 2e luitenants ware in dit geval 249 of 2s/i: 1, dus gunstiger dan bij de infanterie, waar zij de honderd onderluitenants in aanmerking genomen is als 2 1. Die betere verhouding schept echter op zich zelf nog geen privilege voor de genie, want eene gunstiger rangsverhouding sluit nog geens zins eene vluggere promotie in zich. Naast de verhouding is ook van invloed op de bevordering het verloop bij het betrokken wapen. Nu is het verloop bij de infanterie veel grooter dan bij de genie, wat zeer verklaarbaar is. Men denke o. a. slechts aan de vele kapiteins, welke om andere redenen dan vrije verkiezing bij de infan terie den dienst verlaten, bij de genie iets onbekendsaan de talrijke mutatiën onder het korps hoofdofficieren der infanterie en de groote stabiliteit bij de genie. Is het verloop kleiner, dan moet natuurlijk de rangsverhouding gunstiger worden genomen, willen de promo tiekansen niet te ongelijk uitvallen, wat men in de luitenantsrangen liefst moet vermijden. Welke valable reden zou men toch wel kun nen aanvoeren om te verdedigen, dat het legerbelang meebrengt den infanterieofficier eerder te bevorderen tot l0n luitenant dan den genist? Deze overwegingen motiveeren dan ook alleszins de betere verhouding, welke voor de genie begeerd wordt. Als geïnteresseerde in deze quaestie ik zal hoogstwaarschijnlijk bij de inwerkingtreding nog tot de jongste helft behooren achtte ik het plicht, zoowel in mijn belang als dat mijner jongere kameraden, stappen te doen de reorganisatie in dier voege gewijzigd te krijgen. Bij request bracht ik een en ander onder de aandacht van den Mi nister en verzocht ik ZE. het wapen slechts in te krimpen met 10 tweede luitenants in plaats van met 5 eerste en evenzooveel twee de luitenants. In het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer werd door de volgende opmerking adhaesie betuigd met de strekking van mijn verzoek: „Nog werd de meening uitgesproken, dat het de voorkeur verdiende de vermindering van het korps met 10 officieren uitsluitend te vinden op de tweede luitenants. Met het oog op de bestaande aan-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 155