143
brengen der verhouding op 2J:1 relatief in te gunstige conditiën
treden. Bewijst zulks echter niet eer, dat de verhouding bij die
wapens en diensten eveneens te wenschen laat en dringend herziening
behoeft, dan dat de voor de genie verlangde te gunstig zou wezen
Immers de billijkheid brengt mee, dat gelijkstelling worde verleend
met de meest begunstigden i.e. de infanterie niet met de slechtst
bedeelden. Nog eens: „gelijke monnikken, gelijke kappen". Daar
bij de genie eene reorganisatie aanhangig was, deed zich eene schit
terende gelegenheid voor, om dit goede beginsel in practijk te brengen.
De andere wapens en diensten zouden dan van zelf moeten volgen
en ten slotte hadden allen betere numerieke verhoudingen tusschen
eerste en tweede luitenants gekregen. Door de pertinente weigering
van den Minister kan men echter voorshands illusiën in die richting
laten varen.
Onpartijdigheidshalve wensch ik hier uitdrukkelijk op te merken,
dat de gegeven verhouding niet slechter is dan de bestaande (1.3: 1),
zoodat ook wat betreft dit punt de nieuwe formatie niet ongunstiger
is, daargelaten natuurlijk voor degenen, welke nog van de overgangs
toestanden profiteeren zullen.
Toch mag deze fout ons niet de oogen doen sluiten voor het vele
goede der nieuwe formatie. Zij raakt slechts een détail van onder
geschikt belang en is bovendien te eeniger tijd nog zeer gemakkelijk
voor verbetering vatbaar. De uitnemende hoofdlijnen laat zij echter
onaangetast. Het voor en tegen met elkaar vergelijkende kan de
conclusie dan ook geene andere zijn, dan dat de nieuwe formatie beter
dan de bestaande 's lands belangen en die van het korps genieoffi
cieren behartigt. De onbevangen critikus zal met waardeering moeten
erkennen, dat de Regeering blijken heeft gegeven van haar zorg, om
de positie der toekomstige genieofficieren in den grond te verbeteren.
Het zal misschien velen teleurgesteld hebben, dat geen maatregelen
zijn genomen in het belang der tegenwoordige officieren, wier positie
vooral die der jongeren door de wanhopig slechte promotiekansen
allertreurigst is. Daar zijn er, die van de reorganisatie verwacht
hadden, dat zij middelen aan de hand zou hebben gedaan om de
genie zoo spoedig mogelijk te ontlasten van het kolossale overcompleet,
dat elke bevordering in den weg staat. Eene eerste voorwaarde