J'S OPSTEL: „IETS OYER CAVALERIE" VERVAT IN AFLEVERING 12 VAN HET INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 1895 AAN CRITIEK ONDERWORPEN. Op gevaar af, door velen van waanwijsheid te worden beschuldigd, kan ik toch niet nalaten een kleine beschouwing te geven over het onderwerp: „Iets over cavalerie" geteekend J. en vervat in aflevering 12 van het Indisch Militair Tjjdschrift. Om nu maar dadelijk tot de quaestie te komen, ben ik het ongeveer totaal oneens met J. over de meeste beschouwingen in zijn opstel vervat en zal ik deze daarom punt voor punt behandelen. In de eerste plaats dan, dat de cavalerie zich niet zoude kunnen verheugen in de belangstelling der infanterie geef ik in het geheel niet toe. Verscheidene malen toch had ik het voorrecht met mijn peloton aan infanterie te worden toegevoegd, zoowel bij manoeuvres in het vredesgarnizoen, als te velde, hetzij in Bantam, hetzij op Groot-Atjeh, hetzij in Edi. Steeds ondervond ik echter de meest mogelijke appréciatie van de zijde der infanterie-officieren, betreffende het vermogen der cavalerie en steeds verkondigden zij: Hoe jammer, dat de cavalerie niet meer gebruikt wordt, want welk eene sparing van krachten is het niet voor ons, nu de cavalerie alles doorzoekt en wij met een gerust hart kunnen doormarcheeren zonder ieder oogenblik halt te moeten houden, totdat het resultaat der infanterie-doorzoekings- patrouilles bekend is. Hoe menig colonnecommandant betuigde niet zijn ingenomenheid met de cavalerie, wanneer hij, op het eigenlijke gevechtsterrein komende, alle mogelijke gegevens ontving omtrent 's vijands toestand. Of de cavalerie echter ten allen tijde door colonnecommandanten goed gebruikt wordt en of haar steeds de haar rechtmatig toekomende taak wordt opgedragen, hierop moet ik helaas „neen" antwoorden, onder bijvoeging echler, dat hierin de laatste jaren een aanmerkelijke

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 165