151 vooruitgang is te bespeuren. Hierin stem ik dus volkomen overeen met J. en geloof met hem, dat indien de cavalerie meer over de verschillende infanteriegarnizoenen verdeeld werd, de toestand in korten tijd nog aanmerkelijk verbeteren zou. Ik voor mij ben innig overtuigd, dat de stelling: „Wanneer ik cavalerie gebruik, doe ik zulks wellicht verkeerd, laat ik ze daarom maar niet gebruiken," vaak gehuldigd is geworden. Aangezien het thans niet mijne bedoeling is te bespreken, hoe cavalerie met infanterie het meest benuttigd zou kunnen worden, laat ik dit onderwerp dus verder varen, doch wil alleen een paar historische voorbeelden aanhalen over het gebruik van cavalerie, welke den vroegeren toestand genoeg kenmerkt. Zoo vertelde een mijner oudere collega's mij, dat toen hij tijdens een der groote Atjeh-expedities aan een colonne was toegevoegd en deze colonne op een gegeven oogenblik vuur ontving en hij voorwaarts wilde ten einde den vijand te verkennen, hem doodeenvoudig werd gelast maar met de cavalerie naar achteren te gaan, want zij zouden wel eens verliezen kunnen krijgen en hiervoor was het wapen veel te duur. Vóór de komst der Java-colonne gedurende de tweede Edi-expeditie reeds geruimen tijd van Grroot-Atjeh met mijn peloton naar Edi gedirigeerd zijnde, ging ik eens een gemengde colonne als voorhoe- decavalerie vooraf. Te veel doordrongen zijnde van het beginsel, dat cavalerie in Indië de infanterie nooit te veel mag distanceeren, weet ik wel zeker, dat ik niet te ver vooruit was. Doch ziet, ik word bij den colonnecommandant geroepen, welke mij uitdrukkelijk gelast, dat de spits der cavalerie volstrekt niet meer dan 300 pas vóór de infanterie mocht marcheeren, waardoor ik in het hoogst curieus geval kwam, dat ik met mijn peloton achter de spits der infanterie zou moeten marcheeren. En nu nog een laatste voorbeeld, last not leastBij den aanvang der eerste Edi-expeditie werd geen cavalerie medegegeven; de bergartil- lerie ging mede, doch niet bespannen met muildieren maar met kettingjongens, want het terrein te Edi was totaal ongeschikt voor bereden wapens, daar toch de colonnecommandant zijn paard niet medenam. Of dit laatste nu juist den doorslag heeft gegeven, weet

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 166