156 Thans gaat J. over tot de bespreking van het Europeesche element bij ons wapen. Nu ik moet zeggen, dat het goed doet eindelijk eens een lichtpunt bij ons wapen te zien. De Europeesche cavaleristen zijn dan ook werkelijk zeer goed, zooals met recht te verwachten is, daar slechts zij te Harderwijk als cavalerist dienst kunnen nemen, welke van genoemd wapen afkomstig zijn, zoodat men nooit met bepaalde Europeesche recruten te doen heeft; boven dien allen vrijwilligers, welke minstens zes jaar onder de wapens blijven. Gunstiger omstandigheden kan men dan ook wel niet ver langen. Wat nu de cavalerie gedurende de jongste Edi-expeditie betreft, zoo heeft J. de klok hooren luiden, zonder juist te weteo, waar de klepel hangt. Noch de commandant van het Java-peloton, noch ik als commandant van het Atjeh-peloton rapporteerden ooit in onze verslagen, dat de oefening in het terreinrijden te wenschen overliet en dat het Java-peloton vooral hierin achterlijk was. Wel is het waar, dat door verschillende niet- cavalerie-officieren de opmer king werd gemaakt, dat het Atjeh- peloton vlotter en beter ageerde dan het Java-peloton, doch dit vond niet zijn oorzaak in gebrek aan oefening in terreinrijden, daar het terrein in het algemeen gemakkelijk was, doch is licht te verklaren uit het onloochenbare feit, dat een troep, welke nog nimmer voor den vijand stond en volgens een theoretische methode gewoon was te ageeren, de eerste dagen ten achter zal staan bij een afdeeling, wier dagelijks werk het te Atjeh was volgens de door practijk en ondervinding aangegeven wijze, tegenover een wel niet altijd aanwezigen doch steeds te ver wachten vijand te ageeren. Tot mijn leedwezen bemerk ik thans weder, dat de paarden, welke tegenwoordig te Atjeh komen, zeer in hun nadeel veranderd zijn, of wel het terrein te Atjeh en Salatiga moet gedurende de jaren, dat ik niet op genoemde plaatsen geweest ben, totaal van aard veranderd zijn. In mijn tijd tenminste hadden wij te Atjeh nimmer last in het terrein met de nieuwe paarden en waarom zou dit ook zijn, daar toch het terrein te Salatiga over het algemeen oneindig zwaarder is dan dat te Atjeh. Bovendien weet ik wel zeker, dat wij vroeger te Salatiga door terreintjes gingen, welke men te Atjeh tevergeefs zoude

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 171