163 Machmoed Badar Oedin ten tweeden male onttroonen en Sulthan Achmet Naijam Oedin andermaal in zijn plaats stellen. De nogmaals onttroonde vorst mocht evenwel te Palembang blijven wonen; de nieuwe Sulthan was volgens het in 1813 gesloten tractaat verplicht tot eenige leveringen van levensmiddelen, roeiers en koe- li's aan zijn broeder, den ex- Sulthan. Dat diens verblijf te Palembang tot vele kuiperijen aanleiding gaf, zal wel geen verwondering baren hij maakte zich dan ook zijn verblijf aldaar ten nutte, om de rijksgrooten meer en meer aan zich te binden en van den regeerenden Sulthan afvallig te maken. De verhouding tusschen de beide broeders werd er niet beter op, toen de gewezen Sulthan door de Engelschen genoodzaakt werd, de rijkssieraden tegen betaling aan Sulthan Achmet af te staan. Zoo was de toestand, toen wij Palembang terugkregen en Bangka aan ons werd afgestaan in ruil voor Cochin en aanhoorigheden op de kust van Malabar. In December 1816 werd de Engelsche bezetting door een Neder- landsche vervangen. Het hart van Sulthan Achmet Najjam Oedin werd 1000 pond lichter, toen hij vernam, dat de moord op de Nederlanders, in 1811 gepleegd, vergeven en vergeten zou zijn, wanneer hij zich stipt aan de gesloten contracten hield en ons verder geen aanleiding tot onge noegen meer gaf. Wel was evenbedoelde moord in 1811 onder de regeering van zjjn broeder voorgevallen, doch sommige bevoegde beoordeelaars zouden, volgens den kapitein-adjudant Meis, ook Sulthan Achmet voor mede plichtig daaraan gehouden hebben. Doch al spoedig bleek het onze regeering, dat de regeerende Sulthan niet was „the right man on the right place." Hierboven spraken wij reeds van zjjn gebrek aan geestkracht, en toen zich allengs meer en meer grieven tegen zijn bestuur opstapelden, besloot de regeering te Batavia den heer Muntinghe als regeerings- commissaris naar Palembang te zenden en dezen van een uitgebreide volmacht te voorzien, ten einde naar bevind van zaken te kunnen handelen. Deze hooge ambtenaar had zich reeds onder het vroeger Hollandsch bewind en ook onder het Engelsch tusschenbestuur doen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 178