171
Sulthan Achmet werd, na zijn verstandhouding met de Engelschen,
nauwkeurig bewaakt. De angst, waarin hij verkeerde en de over
tuiging, dat hij zich opnieuw had schuldig gemaakt in de oogen van
het Nederlandsch Gouvernement, bracht bij vele personen van zijn
aanhang een onrust te weeg, die voor de rust van Palembang, voor
al bij de onophoudelijke pogingen der Engelschen, om zich in onze
aangelegenheden te mengen, gevaarlijk zouden kunnen worden. Daarbij
kwam nog, dat Suithan Machmoed Badar Oedin, steeds bedacht op
het terugkrijgen van zijn vroegere macht, alles in het werk stelde,
om zijn broeder, den jongen Sulthan, door behendig verspreide ge
ruchten en door kuiperijen in een verkeerd daglicht te stellen.
Toen nu Raffles zijn poging, om ons uit Palembang te dringen,
herhaalde, door andermaal een zoogenaamden commissaris met een
sterk detachement ons gebied te doen binnenrukken, oordeelde de
heer Muntinghe het noodzakelijk, Sulthan Achmet Naijam Oedin met
zijn zonen en meest vertrouwde aanhangers naar Java te zenden.
Dit geschiedde den 30™ October 1818. Wel had hij geen deel aan
deze tweede poging van Raffles, doch hij werd dan toch als de lijdelijke
oorzaak daarvan beschouwd.
Die tweede Engelsche agent bereikte Palembang echter niet. Ten
tweeden male rukte de heer Muntinghe met een sterk detachement
naar de binnenlanden op, om aan deze onwettige handelingen en
invallen der Engelschen paal en perk te stellen.
Langs den weg van onderhandeling wist hij gedaan te krijgen,
dat die tweede Britsche agent met zijn troepen zich op Benkoelensch
grondgebied terugtrok. Deze bleef echter in de nabijheid onzer
grenzen positie nemen.
Aldus wist de regeeringscommissaris Muntinghe door zijn door
tastend, beleidvol optreden tot tweemaal toe Raffles' pogingen te
verijdelen en toch grootere internationale moeielijkheden te voor
komen.
Het optreden van Raffles in Palembang en zijn bovenbedoeld pro
test dd. 12 Augustus 1818 zijn in het Britsch parlement ter sprake
gekomen.
Graaf Bathurst gaf bij die gelegenheid een omschrijving van het
gezag, aan Raffles te Benkoelen toegekend. Hij was dan ook van