179
Tengevolge van het dichtbegroeide terrein en de drassigheid van
den grond, werd slechts langzaam geavanceerd.
Op aanwijzing van den fungeerenden stafofficier, den len luitenant-
adjudant de Bruijn, (die zich te Aroe bij de colonne aangesloten had),
steeds den Zuidelijken rand van dien kampong volgende, met de
groote sawahvlakte aan de linkerzijde, op welk rijstveld in de verte
eenige Atjehers werden gezien, werd zonder den minsten tegenstand
omstreeks half tien des morgens de brug over de Kroeng Daroe be
reikt en circa één uur later op den rechteroever en in den Noorder-
rand van den kampong stelling genomen.
Het passeeren der brug, waarvan de Atjehers eenige dekplanken
afgenomen hadden, had slechts wat oponthoud veroorzaakt.
De opperbevelhebber, aan wien van een en ander bericht gezon
den was en die daarop spoedig in persoon te Ketapan Doea verscheen,
beval thans den majoor van Teijn, om met 2 compagnieën infanterie
Zuidelijk-op te gaan en den uitersten Zuidelijken rand van den
kampong te bezetten, dat eveneens nagenoeg zonder verlies gelukte.
Slechts een Buropeesch fuselier geraakte daarbij gewond.
Het doorloopen terrein, voornamelijk een nipabosch, had intus-
schen zooveel moeielijkheden opgeleverd, dat van Teijn eerst om half
twee des middags aan den kampongrand kwam.
Het bivouak werd thans betrokken en een emplacement gekozen voor
eene nieuw te bouwen versterking.
Den 27en en deu 28™ December verbleven de troepen ook
die der colonne Engel in hunne bivouaks, den tijd ten nutte makende,
om de nieuwe benting in gereedheid te brengen en in de richting
van Djempit verkenningen te doen.
Op den 28™ December was het ons inmiddels gelukt, bij verras
sing de oase-benting Lo-ong te (lemen.
Eene compagnie van het L. H 3e bataljon infanterie, sterk 4 offi
cieren (kapitein G. D, Ebell en de luitenants van Alphen, de Lang
en Leendertz) met 116 bajonetten, geleid door den wakkeren i™
luitenant-adjudant Röpke, die daags te voren het terrein verkend
had, volvoerde dit moeielijke stuk.