184
naar Kota Radja gedirigeerd en bij de colonne van Teijn door de
4e compagnie, 8e bataljon (kapitein J. H. Kievits) vervangen.
Van de uit Kota Radja door den adsistent-resident Kroeaen naar
Djempit opgezonden gidsen vernam generaal Pel, langs welken weg
verder moest worden opgerukt naar Pakan Badak, de grootste
handelsplaats der VI Moekims.
De weg daarheen leidde van af Djempit langs de Westelijke helling
van het gebergte door de kampongs Adjoen en Lam Hassan.
Waren op dat traject ook al geen rivieren of beken te passeeren,
het terrein zou er niet minder moeielijk om zijn, nu slechts enkele
kronkelende, zeer smalle voetpaden door de kampongs leidden.
De vijand had voorts hier en daar bentings gebouwd.
Vermits de generaal bovendien niet wist, hoe het in zijn rechter
flank gesteld was, of namelijk Bital en Lam Djamoe al dan niet
door den vijand verlaten waren, moest men er zich op voorbereiden,
dat onze doormarsch naar Pakan Badak nog al moeieljjkheid kon
geven.
In den namiddag van den 29™ December werden van uit het
hoofdkwartier de navolgende bevelen uitgevaardigd
Morgen wordt naar Pakan Badak verder opgerukt.
De luitenant-kolonel Engel wordt met de leiding dier operatie
belast, waartoe te zijner beschikking worden gesteld:
het bataljon barisan Sumanap,
de compagnie mariniers,
8 stukken geschut (8 cM. licht),
1 detachement sappeurs (50 man) en
1 ambulance.
De le luitenant-adjudant A. W. K. ter Beek en de le luitenant der
mariniers J. B. Verheij treden op als fungeerend stafofficier.
Een half uur na den afmarsch dezer colonne volgen tot dekking
van een transport levensmiddelen ea als achterhoede, 3 compagnieën
van het 8e bataljon, onder commando van den majoor van Teijn.
De mineurs marcheeren aan het hoofd, om de hindernissen, vooral
voor de artillerie, weg te ruimen.