190 Omtrent de kloof van Blang Kala waren wij nog slechter ingelicht, en hield men het er voor, dat er een groot plateau was, zeer bevolkt, van waaruit men thans bezig was een weg naar de IV Moekims te maken, terwijl ons van de kloof van Djempit (later door ons de kloof van Glitaroem geheeten) alleen bekend was, dat het een smal, moeielijk bergpad van het Barisan gebergte was. Het totaal gebrek aan kennis der Atjehsche taal speelde ons hierbij vele parten. Terwijl de eerstvolgende dagen konden worden benut, om meer terreinkennis op te doen, behoefden de troepen zelve zich gansch niet te vervelen. De nieuwe benting moest in enkele dagen tijds in gereedheid komen, het omliggend terrein moest worden opengekapt, terwijl bovendien ook de veiligheid van het bivouak zelf genoeg te doen zou geven. Reeds in den eerstvolgenden nacht toch hadden de Atjehers de attentie, ods van 11 tot 2 uur des nachts, middels lilla- en geweer schoten, een „zalig uiteinde" en een „prosit Heujahr" te komen toewenschen, eene beleefdheid, die op nieuwjaarsmorgen werd gereciproceerd. Waren bij onze komst te Pakan Badak de omliggende huizen en kampongs door de onzen gespaard, omdat de vijand van daar uit ons niet beschoten had en uit enkele woningen als teeken van vredelie vendheid zelfs een witte vlag was te zien geweest, thans werden de hekken verhangen en ontving majoor van Teijn in den morgen van den len Januari de opdracht met eene colonne er op uit te gaan, om de huizen der omliggende kampongs in de asch te leggen. Aan deze onderneming namen deel de compagnieën Kievits en van den Ende, de mariniers en 2 sectiën artillerie. Zonder daarbij tegenstand te ondervinden, werden alle rondom ons bivouak staande woningen verbrand, met het huis van Toekoe Nanta incluis, en keerde de colonne des namiddags half drie weder te Pakan Badak terug. Om de troependeelen goed uit elkander te houden zij hier vermeld, dat het commando van de 3e compagnie 8° bataljon van den bij de bestorming van Djempit gekneusden kapitein Engelhard inmiddels was overgegaan op den l6n luitenant H. L van den Ende de bij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 205