196
naar het Westelijk deel der VI Moekims, om te weten te komen,
hoe het daar gesteld was.
Deze verkenning had den 8» Januari plaats, onder bevel van den
majoor van Teijn. De generaal met zijnen staf sloot zich dien dag
bij de colonne aan, de opnemingsbrigade volgde „oudergewoonte"
eveneens.
De adsistent-resident Kroesen en de controleur Tadema, die reeds
een paar dagen te voren was opontboden, om voor gidsen zorg te
dragen en eventueel de politieke aangelegenheden met de Atjehsche
hoofden te regelen, volgden den generaal op dezen dag.
De colonne van Teijn bestond uit:
4 compagnieën van het 8e bataljon,
de 3e compagnie barisan, kapitein Franssen,
2 sectiën artillerie,
10 mineurs en
de ambulance.
Deze verkenningstocht leverde niet veel merkwaardigs op; alle
kampongs werden verlaten bevonden en slechts nu en dan viel er
uit de verte een schot op de colonne.
In kampong Sabang aangekomen, werd de mede verlaten vijande
lijke stelling van Toekoe Nanta tegenover onze batterij te Pelang-
gahan in oogenschouw genomen.
Deze stelling in hare soort geretrancheerd als die tegenover
Sinangri, doch nog grooter dan deze was des daags te voren van
uit Sinangri door den 1™ luitenant F. A. W. Jaeger en 20 bajo
netten bezocht geworden, waarbij 3 ijzeren zesponders waren verna
geld geworden, terwijl terzelfdertijd in 3 groote, zwaar versterkte
mede verlaten bentings hetzelfde door de patrouille was verricht bij
1 ijzeren dertigponder op roiaffuit en 2 ijzeren twaalfponders.
In kampong Sabang meldde zich ter onderwerping aan het hoofd
van Lam Pagger, waarop besloten werd de colonne tot aan die
plaats te doen doormarcheeren.
liet Lam Paggersche hoofd deelde daarop den generaal mede,
dat de colonne daartoe Lam Tengah passeeren meest, welks missigit
op het oogenblik nog door vijanden bezet was.
Het bedehuis naderende, werd inderdaad het vuur op de onzen