197 geopend, waardoor 2 Europeesehe korporaals, Godon en Antonis, van de compagnie Kievits aan voorarm en dij werden gewond. Toen nu de artillerie een paar granaten heenzond en de ter weers zijden opgestelde 4 compagnieën van het 8® bataljon échelonsgewijze vurende voorwaarts gingen, (de compagnieën Engelhard en Kievits in de voorste linie) en op 100 passen afstands van den missigit gekomen, tot den stormaanval overgingen, kozen de verdedigers het hazenpad! De 2e luitenant J. B. Bartels was de eerste, die den missigit binnendrong. Slechts één doode viel in onze handen, een hoofd van Atjeh's Westkust, den Panglima Moeda van Lam Toetoe, wiens schedel door een granaat verbrijzeld was. Het door dit gevecht ontstane oponthoud was oorzaak, dat de generaal Pel dien dag het marcheeren tot aan Lam Pagger er aan gat. Gedurende een half uur rust nemende en in dien tusschentijd onder dekking van eene compagnie infanterie het hoofd van Lam Pagger naar zijn kampong doende gaan, om de overige hoofden aan te zeggen, al dadelijk voor den generaal te verschijnen of wel, dit althans binnen 2 X 24 uur te Pakan Badak te komen doen - marcheerde de colonne, toen het half uur verstreken was, op hare schreden terug en kwam zij des namiddags ten 6 ure in het bivouak terug. Kampong Sabang werd bezet door 1 peloton infanterie en 2 kanons, onder bevel van den kapitein J. C. Schmidt van het 10" bataljon infanterie! Tegen veler verwachting in waren de hoofden der VI Moekims, voor zoover zij niet gevlucht waren, binnen den hun gestelden tijd van 2 X 24 uur te Pakan Badak, om zich te onderwerpen, naar aanleiding waarvan generaal Pel besloot, op den 11™ Januari nogmaals er op uit te gaan, tot aan Lam Pagger toe. De in het bivouak aangehouden Atjehsche hoofden gingen op dien tocht mede in het gevolg van den generaal. Bij dezen marsch werd een kortere weg dan op 8 Januari gevolgd. Aan dezen marsch namen deel 4 compagnieën infanterie en 4 ka nons, onder commando van de den vorigen dag met 2 compagnieën van het R. H 3" bataljon te Pakan Badak aangekomen majoor der infanterie L. G. Diepenheim. Te Lam Pagger aangekomen, vond daar de generaal een groot deel der mannelijke bevolking bijeen, welke den officieren klappers

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 212