209 officieren mag hebben, zouden dus alle bovengenoemde gedetacheer- den van beide legers in de sterkte moeten tellen der korpsen van een (het Nederlandsche) leger. Het is duidelijk, dat zulks onmoge lijk is en dat men er dus toe zou moeten besluiten, ook bij het Neder- landsche leger die gedetacheerden geheel of gedeeltelijk boven de formatie te voeren, wat vermeerdering van uitgaven zou medebrengen Op blz. 9. der brochure wordt er de aandacht op gevestigd, dat er in ons klein rijk, waarvan zulke zware geldelijke lasten worden gevorderd om een krijgsmacht te onderhouden, die de onaf hankelijkheid van den Staat en het blijvend bezit van uitgestrekte en. verafgelegen koloniale bezittingen moet waarborgen, zoo weinig is gedaan en tot stand gebracht, om die financieele lasten te ver minderen. In een noot wordt daaraan toegevoegd, dat in de jaren 1890 7m 1893 de jaarlijksche gemiddelde uitgaven voor oorlog en marine, zoowel in Nederland als in de koloniën, een gezamenlijke som van f 75.439.897 bedroegen. Het is jammer dat schrijver dit bedrag niet wat verder toelicht, want zoo spreekt het niet tot ons. Daartoe had het beschouwd moeten worden in verband tot het geheele budget en vervolgens vergeleken moeten worden met de totale en de oorlogsuitgaven in andere rijken. Doet men zulks, neemt men daarbij in aanmerking dat Nederland een klein land is met een bijzonder uitgestrekte grens- en kustlijn en dat de uitgaven, vereischt voor de handhaving van de zelfstan digheid, sterk stijgen, naarmate grens- en kustlijn relatief grooter zijn, neemt men voorts in aanmerking dat Nederland een der grootste koloniale mogendheden is en dat het koloniaal gebied 50 maal zoo uitgestrekt is als het moederland, dan zal men dit bedrag van f 75.000.000 uit een geheel ander oogpunt gaan beschouwen. "Voor een zeer groot deel zijn die uitgaven het gevolg van ons kolo niaal bezit, dat gedurende tal van jaren belangrijke baten voor het moederland opleverde. Behooren die groote batige sloten door het toepassen eener meer vrijzinnige politiek voor Indië tot de geschiedenis, men verlieze toch nimmer uit het oog, dat Indië door zijn talrijke indirecte baten nog steeds een rijk wingewest genoemd dient te worden. Dl. I, 1896. 15

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 224