211
dat het Indische korps sterker is dan het Nederlandsche en dus de
officieren hun maximum diensttijd in de tropen zouden moeten door
brengen. Nog grooter echter acht ik het nadeel, dat elk land zijn
eigenaardige ziekteprocessen kent en ook hier een scheiding om
die reden gewenscht blijft.
Volgens den schrijver bestaan er geen wettelijke bezwaren tegen
een vereeniging der officierskaders. Sedert tal van jaren zijn beide
legers steeds beschouwd als geheel van elkander gescheideu.
Deze verhouding is oorzaak
1® dat er geen practische tot bezuiniging leidende maatregelen
kunnen getroffen worden
2e dat de onderlinge steun, die beide legers elkander in moeilijke
omstandigheden zouden kunnen verleenen, geheel gemist wordt;
3e dat de gelegenheid aan Nederlandsche officieren geschonken,
om krijgservaring op te doen en die aan Indische officieren, om hun mili
taire kennis te vermeerderen, tot een zeer gering aantal wordt beperkt.
ad 1°. Dit zoualdus wordt in de brochure in een viertal punten,
oio ik achtereenvolgens bespreken zal, ontwikkeld geheel anders
zi]n bij een vereeniging der officierskaders.
a. Het jaarlijks met verlof gaan van 170 O. I. officieren (met
hun gezinnen) zou niet meer voorkomen, wat een besparing van 5
a 6 ton gouds zou geven.
In een noot wordt hieraan toegevoegd een staatje, bevattende
eenige aan de koloniale verslagen ontieende gegevens. In dat staatje
zijn de officieren van den geneeskundigen dienst niet medegerekend
onder de aanwezige sterkte, wel onder de verlofgangers.
Ik wil dit staatje met het volgende aanvullen.