217 in Europa of Indië onder alle omstandighedeo beschikbaar stellen respectievelijk voor den dienst in Nederland of in de koloniën. Punt 6. Alle adspirant-officieren zuilen onderwijs ontvangen in de Indische talen en in de land-en volkenkunde van Nederlandsch-Indië. Mijns inziens zou dit punt moeten luiden: Zij zullen onderwijs ontvangen, behalve in datgene wat voor de algemeene ontwikkeling van den officier noodig is, ook in die zaken, welke thans voor de vakopleiding zoowel van den Nederlandschen als van den Nederlandsch- Indischen officier noodig geoordeeld worden. Dit zal tot vermeer dering van uitgaven leiden. Punt 7. Bij de pensionneering der officieren zullen dezelfde bepa lingen omtrent dienstjaren, leeftijd enz. gelden, als zijn vastgesteld voor de officieren van de Marine Punt 8 Ieder jaar zal één vijfde gedeelte der bij het Oost- en West-Indische leger ingedeelde officieren om beurten bij het Neder- landsche leger teruggeplaatst worden, hieronder niet begrepen zij, die om gezondheids- of andere overwegende redenen korter in de tropen moeten verblijven. Punt 9. De detacheering van officieren, die bij het Oost-of West- Indische leger dienen, kan om overwegende redenen verlengd worden. Indien het volgende punt niet de lust tot verblijf in de tropen sterk temperen zou, dan houd ik het er voor dat gaandeweg het in punt 9 veronderstelde regel zou worden. Punt 10. Ter vervanging van de in punt 8 bedoelde officieren zal in den loop van ieder jaar een gelijk aantal officieren (van denzelfden rang (1) en van hetzelfde wapen of dienstvak) van het Nederlandsche korps, zonder hun gezinnen, naar de tropen vertrekken Volgens mijn opvatting is dit punt het zwakste gedeelte van schrij vers betoog Indien de naar Indië vertrekkende en van daar terug- keerende officieren door hun gezinnen vergezeld werden, zou de bezuiniging, die schrijver door zijn voorstellen meent te verkrijgen, binnen veel engere greozen teruggedrongen worden. Ik noemde dit zooeven het zwakste gedeelte van het betoog. Deze zienswijze berust op de overwegingen, dat de voorgestelde maatregel (1) 2e en le luitenants, alsmede majoors en luitenant-kolonels worden beschouwd tot een raüg te behooren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 232