223 korps in den vervolge zonder gezinnen in Indië zal verblijven, er het hunne toe bijdragen om dat vooroordeel tegenover de tropen te doen verminderen Neen, het zou daardoor weder ontstaan en er zou in de geheele Indische burgermaatschappij wellicht een vooroordeel tegen over den officiersstand opgewekt worden. 2e. De baud tusschen Nederlandsche en koloniale officieren zal veel nauwer worden toegehaald. Ik heb dit al herhaalde malen gehoord, maar de beteekenis er van is mij nooit duidelijk geweest. Waar officiereu elkander ontmoeten, wordt het feit der meerdere of mindere aansluiting, evenals bij alle andere personen der maatschappij, beheerscht door ontwikkeling, op voeding, beschaving en levensgedrag, niet door de omstandigheid of men Nederlandsch of Indisch officier is. Eenige afscheiding zal steeds blijven bestaan; die treft men dikwijls ook aan zoowel in Nederland als in Indië tusschen verschillende wapens en dienstvakken. De Indische officieren van de Hoogere Krijgsschool roemen nage noeg eenstemmig de ontvangst en wijze van behandeling bij de korp sen, waarbij zij in Nederland gedetacheerd werden en menige vriend schapsband werd gedurende die detacheeringen gesloten. Bereikte men op de voorgestelde wijze de meest innige vereeui- ging tusschen de in Nederland en in Indië dienende officieren, dan is nog de vraag, wat heeft de Staat daar aan, als van het leger, hetzij in Nederland, hetzij in de tropen, offers gevergd worden. Samenwerking tusschen het Nederlandsche officierskorps met dat van een andere Europeesche mogendheid kan in gegeven omstandigheden van veel meer belang zijn. 3e. De grootere dienstafwisseling moet de belangstelling in den dienst zeer bevorderen, terwijl zij den dienst voor de officieren meer leerrijk doet zijn. Ik heb reeds als mijn opinie medegedeeld, dat over het algemeen de belangstelling in den Indischen dienst uiet groot zal zijn. Of het leerrijk is, dat een officier, die 61 van zijn diensttijd in Nederland doorbrengt, 39% van zijn diensttijd in de tropen ver blijft, betwijfel ik zeer. Als men moet omgaan met Nederlandsche miliciens in Nederlandsche terreinen gedurende nagenoeg 2/3 van zijn diensttijd, dan is het zeker van zeer problematieke waarde 1/3 van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 238