12
Bovendien werd in 1850 bij de oprichting van het Instructie-
bataillon tevens bepaald, dat deze instelling ook aan de belangen
van het Indische Leger dienstbaar zou worden gemaakt door, voor
zooveel noodig, daarbij ook onderofficieren en korporaals van de infan
terie voor het leger in Oost-Indië op te leiden. Yan het Instructie-
bataillon worden zij eventueel op het K. W D. gedirigeerd eu volgen
van hieruit hunne verdere bestemming. Ook nu bestaat die oplei
ding nog, al zijn ook van tijd tot tijd o. m. in 1855, 1875, 1884,
1887 en 1888 daarin enkele wijzigingen gebracht geworden.
Wat voor de infanterie van het Indische Leger te Kampen geschiedde,
had sinds 1863 te Schoonhoven plaats voor de artillerie; daar kon
den n. 1. jongelingen worden opgeleid voor den dienst van dat wa
pen in Oost-Indië. Sedert 1867 heeft die opleiding echter zeer weinig
te beduiden gehad.
En ten einde in het gebrek aan kader voor het wapen der genie
van het Indische leger te voorzien, heeft daarvoor sinds 1875 eene
opleiding plaats bij het korps genietroepen te Utrecht, waarvoor de
aanmelding elk jaar tusschen 1 en 20 Maart bij den commandant van
dat korps kan geschieden.
De daar voor dat doel gevormde onderofficieren en korporaals worden
ook na een kort verbljjf bij het Koloniaal Werfdepot, door den
commandant van dit korps naar Oost-Indië uitgezonden.
De verhooging van het handgeld, in 1848 tot stand gekomen en
waarvan boven sprake was, deed de vrijwillige werving voor onze
koloniën niet onaanzienlijk toenemen; het contingent voor dat jaar,
in Februari aanvankelijk op 500 man gesteld en een maand later
tot 1000 man gebracht, werd ruimschoots bereikt. Ook de overgang
van vrijwilligers uit de korpsen van het leger hier te lande leverde in
1848 zulke goede resultaten op, dat in een buitengewoon contingent van
1000 man, hetwelk sinds September van dat jaar voor Oost-Indië
benoodigd was, ten volle voorzien werd.
Na verloop van een paar jaar bleken toch die maatregelen geen
doorloopende uitkomsten op te leverenmet het oog op de voortdu
rende behoefte aan militairen voor de koloniën, werd het in 1850
wenschelijk geacht de werving van vreemdelingen voor de overzeesche